straf

als woordenboektrefwoord:

straf:
bn. bw. (-fer, -st), gestreng, scherp.
straf, straffe:
v. (straffen).

als trefwoord met bijbehorende synoniemen:

straf (bn) :
hard, sterk, krachtig, fors, zwaargebouwd
straf (bn) :
ervaren, bekwaam, goed, knap, slim
straf (bn) :
brutaal, kras, vrijpostig
straf (bn) :
streng, hardhandig, nors
straf (bn) :
stug, borstelig
straf (bn) :
strak, stijf
straf (bn) :
hevig, erg
straf (bn) :
fel
straf (zn) :
kwelling, ongemak, strafwerk, plaag, loon, boete, ramp, vonnis, vergelding, afstraffing, dwangsom, ontbering, sanctie, crime, repressie, straffe, bezoeking, douw, penitentie, bestraffing, tuchtmaatregel, strafbaarstelling, penaliteit, astreinte, godsgericht, kastijding

als synoniem van een ander trefwoord:

slim (bn) :
plat, loos, bedachtzaam, rap, verstandig, link, scherpzinnig, straf, handig, gaar, diplomatiek, uitgekookt, uitgeslapen, bijdehand, sluw, uitgerekend, pienter, geslepen, listig, gewiekst, gis, kien, lijp, goochem, schrander, leep, knaphandig, clever, piechem
hevig (bn) :
hard, zwaar, straf, sterk, intens, geweldig, scherp, fors, erg, heftig, razend, fel, ongenadig, gewelddadig, geducht, onstuimig, vinnig, virulent
krachtig (bn) :
hard, gespierd, flink, machtig, straf, sterk, energiek, fors, levendig, doortastend, kras, robuust, potig, kloek, manmoedig, impressief
streng (bn) :
stipt, strak, straf, scherp, strikt, overtuigd, traditioneel, kras, stellig, consequent, rigide, rigoureus, gestreng, strengelijk
stijf (bn) :
stevig, hard, strak, straf, vast, onbuigzaam, stug, verstijfd, star, rigide, stram, cataleptisch, strammig
fors (bn) :
flink, stevig, behoorlijk, hevig, straf, sterk, aardig, groot, aanzienlijk, fiks
stug (bn) :
taai, strak, straf, stroef, stijf, onbuigzaam, star, rigide, stram, weerspannig
strak (bn) :
recht, doordringend, streng, straf, stroef, stijf, stug, star, rigide
sterk (bn) :
overdreven, straf, kras, onwaarschijnlijk, boud
kras (bn) :
flink, bar, streng, straf, krachtig
drastisch (bn) :
hard, straf, scherp
knap (bw) :
flink, behoorlijk, nogal, straf, goed, aardig
kwelling (zn) :
last, straf, plaag, marteling, kwaal, ergernis, foltering, bezoeking, gesel, bekommernis, temptatie, tortuur, torment, vexatie
vergelding (zn) :
straf, wraak, revanche, represaille, wraakneming, beantwoording, weerwraak
veroordeling (zn) :
uitspraak, straf, vonnis, schuldigverklaring, condemnatie
sanctie (zn) :
straf, vergelding, strafmaatregel, dwangmaatregel
plaag (zn) :
straf, bezoeking, kastijding
penitentie (zn) :
straf, boete, boetedoening
loon (zn) :
straf, vergelding
penitentie (zn) :
straf, bezoeking

woordverbanden van ‘straf’ grafisch weergegeven

in Charivarius' Een Ander Woord (1945):

in Nederduitsche synonymen (1836), band 1, blz. 171:

in de lijst met antoniemen (woorden met een tegengestelde betekenis):

straf
beloning

woorden met een verwante vorm:

zelfstandig naamwoord
werkwoord

bij andere sites:

synoniemen-sites:
algemene woordenboeken:
oorsprong:
zinsverband en voorbeeldzinnen:
vertalen:
naar het
overige:

debug info: 0.0042 c