last

als woordenboektrefwoord:

last:
m. (-en), zwaar voorwerp ; vracht; bevel, belasting; overlast.
last:
o. (-en), 30 hl.

als trefwoord met bijbehorende synoniemen:

last (zn) :
hinder, kwelling, ongemak, overlast, druk, moeilijkheid, bezwaar, moeite, plaag, spel, narigheid, gesodemieter, armoe, ongerief, malheur, inconveniënt, ongerieflijkheid, ongemakkelijkheid, onaangenaamheid, soesa, slameur
last (zn) :
opdracht, bevel, order, mandaat, lastgeving
last (zn) :
lading, vracht, gewicht, zwaarte
last (zn) :
verplichting, zorg, taak
last (zn) :
beschuldiging
last (zn) :
belasting
last (zn) :
lastpost

als synoniem van een ander trefwoord:

ellende (zn) :
ongeluk, kwelling, onheil, last, tegenslag, nood, tegenspoed, rottigheid, beproeving, verschrikking, narigheid, rampspoed, trammelant, ontbering, tragiek, getob, malaise, misère, sores, kommer, malheur, beroerdigheid, kommer en kwel, moeilijkheden, benauwdheid, miserie, merode
nadeel (zn) :
schade, verlies, last, handicap, tegenvaller, min, bezwaar, letsel, afbreuk, keerzijde, minpunt, schaduwzijde, strop, hinderpaal, keerzij, schaduwkant, drawback, onvoordeligheid, ongunstigheid, detriment
opdracht (zn) :
verplichting, commando, boodschap, onderneming, missie, last, opgave, bestelling, bevel, karwei, taak, zending, project, gebod, order, mandaat, opgaaf, lastgeving
zorg (zn) :
ellende, last, belasting, moeite, rottigheid, verdriet, narigheid, trammelant, beslommering, sores, kommer, onaangenaamheden, slameur
kwelling (zn) :
last, straf, plaag, marteling, kwaal, ergernis, foltering, bezoeking, gesel, bekommernis, temptatie, tortuur, torment, vexatie
bevel (zn) :
gezag, commando, opdracht, last, bestelling, dictaat, instructie, vonnis, gebod, verordening, order, sommering, aanzegging
besogne (zn) :
zaak, last, zorg, gedoe, moeite, drukte, bezigheid, sleur, aangelegenheid, heisa, rompslomp, beslommering, soesa, slameur
gedonder (zn) :
last, ruzie, gezeur, problemen, gelazer, gesodemieter, trammelant, geduvel, heibel, moeilijkheden, gedonderjaag
hinder (zn) :
ongemak, overlast, storing, last, stoornis, belemmering, ongerief, ongeregeldheid
verplichting (zn) :
schuld, opdracht, last, zorg, noodzaak, plicht, taak, obligatie, verbintenis
ongerief (zn) :
hinder, ongemak, last, onlust, ongerieflijkheid, inconveniënt
onlust (zn) :
last, walging, ongerief, onbehaaglijkheid, lusteloosheid
plaag (zn) :
kwelling, overlast, last, ramp, foltering, gesel, makke
sores (zn) :
ellende, last, zorg, rottigheid, narigheid, trammelant
malheur (zn) :
ellende, last, tegenslag, narigheid, rampspoed
order (zn) :
opdracht, last, bestelling, bevel, lastgeving
gewicht (zn) :
massa, druk, last, belasting, kracht, zwaarte
plicht (zn) :
verplichting, opdracht, last, taak, officium
moeilijkheid (zn) :
hinder, last, moeite, verwikkeling, perikel
gebod (zn) :
opdracht, last, voorschrift, bevel, order
mandaat (zn) :
opdracht, last, lastgeving, lastbrief
spel (zn) :
last, moeite, drukte, moeilijkheden
ergernis (zn) :
kwelling, last, plaag, bekommernis
moeite (zn) :
overlast, moeilijkheid, last, pijn
pijn (zn) :
probleem, last, moeite, narigheid
ongemak (zn) :
hinder, last, handicap, ongerief
negatief (zn) :
schuld, last, tekort, passief
vracht (zn) :
lading, last, transport
druk (zn) :
last, kracht, gewicht
passief (zn) :
schuld, last, tekort
zwaarte (zn) :
last, gewicht
lading (zn) :
vracht, last
vulling (zn) :
lading, last
belasting (zn) :
druk, last

woordverbanden van ‘last’ grafisch weergegeven

in Charivarius' Een Ander Woord (1945):

in het Handwoordenboek van Nederlandsche Synoniemen (1908):

Eene duidelijke aanwijzing van iemands wil of gevoelen, die aan een ander gegeven wordt, opdat deze zich daarnaar moge gedragen. Voorschrift heeft de ruimste beteekenis. Het ziet zoowel op eene aanwijzing, waarnaar wij ons, als het ons goeddunkt, kunnen gedragen (zooals eene vriendschappelijke raadgeving, een welmeenende wenk) als op eene zoodanige, waarnaar wij ons gedragen moeten. Men gaf hem uitvoerige voorschriften op reis mede. Een wettelijk voorschrift. Bevel, de daad van bevelen, en gebod, de daad van gebieden, sluiten de verplichting tot gehoorzaamheid in. Gebod is deftiger en edeler, en onderstelt in den regel een voorschrift, dat niet alleen voor het oogenblik kracht heeft, maar dat gedurende een lang tijdsverloop moet worden opgevolgd. Gods geboden. (Vgl. onder wet). Een enkele maal komt bevel ook voor in deze opvatting. God, wiens bevel niet door mag dringen Bij 't volk, dan door der priestren mond, enz.

Last, van laden, hetgeen op iemand geladen wordt, duidt overdrachtelijk iets aan, dat men anderen te doen geeft, en is dus een zoodanig bevel of gebod, dat voor hem, tot wien het gericht wordt, werkzaamheid medebrengt. De regeering gaf haar ambassadeur in last hierover ophelderingen te vragen. De juridische uitdrukking voor het opdragen van een last is lastgeving. Opdracht noemt men een last, die iemand wordt opgedragen, waarbij voor dengene, die de opdracht geeft, moet gehandeld of gesproken worden, maar waarbij voor dengene, die de opdracht heeft, meer vrijheid van handelen bestaat dan bij een last. Order geeft een bevel tot schikking of regeling te kennen, en bij uitbreiding: bekendmaking, bevel. De dag order. Ik geef u order den dief te arresteeren. Dikwijls staat het ook voor bevel in het algemeen. Wacht mijne orders af! Is er iets van uwe orders? (Hebt ge iets te gelasten)?

De gewone beteekenis van hinder is tegenwerking, nadeel; die van letsel ongemak, kwetsing. Last is eigenlijk datgene, wat zwaar drukt, en bij uitbreiding alles wat ons hinder veroorzaakt. 't Komt bijna alleen voor in de uitdrukking: last van iemand of iets hebben. Overlast is nog iets sterker dan last: iemand overlast aandoen; overlast lijden. Ik heb van de hitte in mijne kamer veel hinder gehad, zoodat ik niet werken kon. Van mijn val heb ik thans geen hinder meer. Bij het omvallen der diligence bekwam gelukkig geen der passagiers eenig letsel.

in Woordenboek der Nederduitsche synonimen (1821), band 1, blz. 337:

bevel, gebod, last, order

in Nederduitsche synonymen (1836), band 2, blz. 167:

woorden met een verwante vorm:

bijvoeglijk naamwoord
werkwoord

zie ook:

bij andere sites:

synoniemen-sites:
algemene woordenboeken:
oorsprong:
zinsverband en voorbeeldzinnen:
vertalen:
naar het
overige:

debug info: 0.0036 c