aandeel

als woordenboektrefwoord:

aandeel:
o. (...delen), het toebehorende of toekomende deel; effect.

als trefwoord met bijbehorende synoniemen:

aandeel (zn) :
effect, actie, aandeelhoudersbewijs, aandeelbewijs
aandeel (zn) :
portie, gedeelte, deel, onderdeel, part, geleding
aandeel (zn) :
inbreng, bijdrage, gift, contributie

als synoniem van een ander trefwoord:

stuk (zn) :
plak, reep, brok, portie, gedeelte, aandeel, hap, deel, passage, klomp, eind, onderdeel, fragment, scherf, brokstuk, lap, segment, stronk, part, moot, geleding, snipper, homp, bete, pièce, metameer, wegge
onderdeel (zn) :
bouwsteen, stuk, detail, portie, ingrediënt, stap, eenheid, aandeel, aspect, element, fractie, factor, stukje, fragment, component, segment, part, bestanddeel, onderafdeling
deel (zn) :
stuk, portie, ingrediënt, gedeelte, pak, pakket, aandeel, hap, element, onderdeel, stukje, segment, part, flard, geleding, metameer, pars
titel (zn) :
aandeel, bewijsstuk, vergunning, obligatie, cheque, akte, waardepapier
actie (zn) :
stuk, effect, aandeel, aandeelhoudersbewijs, aandeelbewijs
stuk (zn) :
aandeel, aandeelhoudersbewijs, aandeelbewijs
effect (zn) :
actie, aandeel, schuldbrief, aandeelbewijs
part (zn) :
portie, gedeelte, aandeel, deel
portie (zn) :
aandeel, deel, part
inbreng (zn) :
aandeel, bijdrage
bijdrage (zn) :
aandeel, inbreng

woordverbanden van ‘aandeel’ grafisch weergegeven

in Charivarius' Een Ander Woord (1945):

deel:
gedeelte, aandeel, lid, stuk (niet: band)

in het Handwoordenboek van Nederlandsche Synoniemen (1908):

aandeel, deel, gedeelte

Met aandeel is, in onderscheiding-van deel en gedeelte, altijd het denkbeeld van eigendom, bezitting of deelgenootschap verbonden. Het is dat deel van iets, dat iemand in eigendom behoort of toekomt. Deel en gedeelte drukken de betrekking van iets tot het geheel uit, in zoover als het samen met andere deelen het geheel uitmaakt. Deel gebruikt men waar men minder de eenheid van het geheel op den voorgrond plaatst, maar alleen aangeeft waartoe iets behoort of waaruit iets bestaat. Bij gedeelte houdt men het geheel altijd in het oog en stelt men het eene deel tegenover het andere. De verschillende deelen van het lichaam. Een gedeelte van den grond was beplant, het andere moest nog omgeploegd worden. Een werk in vijf deelen. Overdrachtelijk gebruikt voor de belangstelling, die men toont, het deel, dat men voor zichzelf neemt in het wedervaren van anderen, drukt aandeel dit denkbeeld iets sterker uit dan het thans meer gebruikelijke deel. Aandeel staat ook voor aandeelbewijs, de oorkonde over de deelneming aan het kapitaal eener bepaalde zaak.

in Keur van Nederlandsche Synoniemen (1922):

aandeel, deel, gedeelte, stuk

Wat met andere te samen een geheel uitmaakt.

Deel stelt vooral de tegenstelling met het geheel op voorgrond: dat is maar een deel van de waarheid; het zesde deel. Bij gedeelte denkt men meer aan een bepaald deel in tegenstelling met een ander: Het eerste gedeelte van den weg is zonnig: het volgende gedeelte niet. Stuk zegt, dat iets van 't geheel is losgemaakt, 't zij door toeval of met opzet: een stuk van een vaas; een stuk vleesch. Aandeel beteekent het deel, dat iemand toekomt, en onderstelt dus een verdeeling onder twee of meer personen.

Ik vermoed, omdat een oud mensen reeds de dagen gaat tellen, inplaats van de jaren.

in Woordenboek der Nederduitsche synonimen (1821), band 1, blz. 9:

aandeel, deel, gedeelte

in Nederduitsche synonymen (1836), band 2, blz. 10:

bij andere sites:

synoniemen-sites:
algemene woordenboeken:
oorsprong:
woordcombinaties:
zinsverband en voorbeeldzinnen:
vertalen:
naar het
overige:

debug info: 0.0035 c