aangaan

als trefwoord met bijbehorende synoniemen:

aangaan (ww) :
raken, betreffen, gelden, bekommeren, aanbelangen
aangaan (ww) :
ontvlammen, vlam vatten, ontbranden, ontvonken
aangaan (ww) :
gaan branden, aangezet worden, aanflitsen
aangaan (ww) :
langsgaan, aanwippen, binnenwippen
aangaan (ww) :
beginnen, ondernemen, aanvangen
aangaan (ww) :
passen, gepast zijn, horen
aangaan (ww) :
afsluiten, sluiten
aangaan (ww) :
demarreren
aangaan (ww) :
mogen

als synoniem van een ander trefwoord:

bezoeken (ww) :
doorzoeken, inspecteren, onderzoeken, bijwonen, langskomen, opzoeken, bezichtigen, buurten, aangaan, langsgaan, langslopen, aanlopen, afkomen, aanwippen, binnenwippen
onderschrijven (ww) :
ondertekenen, afsluiten, sluiten, aangaan, intekenen, een handtekening zetten onder, een handtekening plaatsen onder
ondernemen (ww) :
beginnen, inzetten, wagen, beproeven, aanvaarden, aanpakken, aangaan, aanvangen, op zich nemen
beginnen (ww) :
aanspannen, inluiden, aansnijden, aanknopen, aangaan, aanbinden, op zich nemen, entameren
aanvaarden (ww) :
beginnen, aannemen, opvatten, aanpakken, ondernemen, aangaan, aanvangen, op zich nemen
gelden (ww) :
raken, meespelen, betreffen, spelen, heersen, aangaan, doelen op, aanbelangen
betreffen (ww) :
treffen, raken, slaan op, gelden, aangaan, aanbelangen
aanbinden (ww) :
beginnen, aanknopen, aangaan, aanvatten
aanknopen (ww) :
beginnen, aangaan, aanvangen, aanbinden
starten (ww) :
beginnen, openen, aangaan, aanvangen
sluiten (ww) :
afsluiten, aangaan, onderschrijven
slaan (ww) :
betreffen, aangaan, aanbelangen
treffen (ww) :
bereiken, betreffen, aangaan
aanflitsen (ww) :
aangaan, aanfloepen
raken (ww) :
betreffen, aangaan
afsluiten (ww) :
aangaan

woordverbanden van ‘aangaan’ grafisch weergegeven

in Charivarius' Een Ander Woord (1945):

in het Handwoordenboek van Nederlandsche Synoniemen (1908):

De beide eerste woorden zijn alleen in den 3den persoon enkelv. tegenw. tijd in gebruik na de woorden wat, zoover en zooveel. Zij zijn deftiger dan aangaan en betreffen, en drukken meer uit, dat een of ander belang of voordeel met de zaak gemoeid is. Wat mij aanbelangt, kunt ge uw gang gaan. Tusschen betreffen en aangaan bestaat geen verschil, dan alleen dat met aangaan het denkbeeld van persoonlijke deelneming verbonden is. Dat betreft u niet, d. i. de zaak is niet gezegd of gedaan met het oog op u; dat gaat u niet aan, gij hebt geen reden om u de zaak aan te trekken, uw belang is er niet mede gemoeid. Gemeenzamer en dikwijls met eene bijgedachte van toorn, is raken: Wat raakt u dat? In een ontkennenden zin is het zelfs plat. Dat raakt u niet.

aangaan, aanlopen

Terwijl men op weg is met een ander doel, zich naar iemands woning begeven om hem te spreken of hem iets te zeggen. Het laatste wordt uitsluitend gezegd van een vluchtig bezoek. Ik liep even bij den boekhandelaar aan om een boek te bestellen. Langs zijn huis komende liep ik even bij hem aan. Ik ging bij hem aan om hem over de zaak te spreken.

Leven maken is het veroorzaken van gerucht in het algemeen, aangaan evenals le keer gaan, ziet vooral op gerucht maken door het uitbrengen van geluiden of woorden. Tieren is heviger dan aangaan; razen en woeden weer heviger dan tieren; alle drie gaan vergezeld van hevige bewegingen; van de beide laatste is toorn de oorzaak. De razende is opgewondener dan de woedende, hij handelt in blinde, zinnelooze drift, terwijl de woedende zichzelven meer bewust blijft. Bij bulderen heeft men meer het geluid op het oog. Uitvaren en kijven geschiedt alleen met woorden. Kijven wordt vooral van het twisten van vrouwen gezegd. Kijvende vischwijven.

Een overeenkomst beginnen, waaruit bepaalde verplichtingen ontstaan. Treffen en sluiten zien op eene wederzijdsche verbintenis, aangaan meer op eene verplichting of schuld, welke een der partijen op zich gaat nemen. Treffen is het vaststellen der voorwaarden, aangaan het aanvaarden der verplichtingen uit de verbintenis voortspruitende, sluiten het tot stand komen der overeenkomst, voltrekken ziet op de plechtige wijze, waarop de verbintenis gesloten wordt. Een wapenstilstand sluiten. Een vrede sluiten. Een verbond sluiten. Een vergelijk treffen. Een over eenkomst aangaan of sluiten. Eene weddenschap, eene schuld aangaan. Een huwelijk aangaan, sluiten of voltrekken.

in Keur van Nederlandsche Synoniemen (1922):

betreffen, raken, aangaan

Met iets te maken hebben.

Aangaan onderstelt, dat ons belang er mee gemoeid is, evengoed als van een ander. Wacht, ik zal goed luisteren, want wat de spreker daar zegt, gaat ook mij aan. Loop maar door, het gaat jou niet aan. Betreffen is als 't ware meer een treffen, een mikken, een raken op iemand, al schijnen ook anderen bedoeld: Die vermaning betreft mij. (Wat de spreker daar zegt, gaat niet anderen aan, maar bepaaldelijk mij; hij vermaant mij persoonlijk, al zegt hij het niet uitdrukkelijk.) Raken is de platte uitdrukking voor aangaan: Raakt jou dat? Dat raakt je niet.

in Woordenboek der Nederduitsche synonimen (1821), band 1, blz. 2:

in Woordenboek der Nederduitsche synonimen (1821), band 1, blz. 14:

in Woordenboek der Nederduitsche synonimen (1821), band 1, blz. 423:

in Nederduitsche synonymen (1836), band 2, blz. 10:

in de lijst met antoniemen (woorden met een tegengestelde betekenis):

aangaan
uitgaan

woorden met een verwante vorm:

werkwoord

zie ook:

bij andere sites:

synoniemen-sites:
algemene woordenboeken:
oorsprong:
zinsverband en voorbeeldzinnen:
vertalen:
naar het
overige:

debug info: 0.0189 nc