bescheiden

als woordenboektrefwoord:

bescheiden:
(bescheidde, bescheiden), ontbieden.
bescheiden:
bn. bw. (-er, -st), nederig; inschikkelijk; beleefd.

als trefwoord met bijbehorende synoniemen:

bescheiden (ww) :
toewijzen, toebedelen
bescheiden (ww) :
ontbieden
bescheiden (bn) :
eenvoudig, onopvallend, voorzichtig, niet opvallend, niet opdringerig, terughoudend, nederig, discreet, ingetogen, sober, stemmig, pretentieloos, zedig, modest
bescheiden (bn) :
laag
bescheiden (zn) :
papieren, stukken, dossier, documenten, akten

als synoniem van een ander trefwoord:

onbeduidend (bn) :
onbelangrijk, lullig, bescheiden, klein, snert, ijdel, onnozel, nietszeggend, onbenullig, gering, nietig, irrelevant, onbetekenend, onaanzienlijk, miniem, futiel, nietswaardig, weinigzeggend, beuzelachtig, nietsbetekenend, nestig
klein (bn) :
bescheiden, onbelangrijk, beperkt, dun, kort, onbeduidend, miezerig, gering, nietig, onbetekenend, onaanzienlijk, pietepeuterig, prullerig, schamel, popperig, summier, peuterig, pover, petieterig, luttel, pieterig
sober (bn) :
hard, matig, eenvoudig, bescheiden, kaal, nuchter, ingetogen, spartaans, sobertjes, onopgesmukt, onopgesierd, frugaal
terughoudend (bn) :
bescheiden, gesloten, afstandelijk, voorzichtig, aarzelend, stroef, gereserveerd, verlegen, beheerst, achterhoudend
eenvoudig (bn) :
natuurlijk, simpel, bescheiden, enkelvoudig, gewoon, alledaags, sober, ongecompliceerd
matig (bn) :
eenvoudig, bescheiden, gematigd, spaarzaam, ingetogen, sober, onthoudend, abstinent
ingetogen (bn) :
matig, bescheiden, gematigd, sober, stemmig, kuis, calvinistisch, zedig, modest
voorzichtig (bn) :
bescheiden, onopvallend, zuinig, aarzelend, terughoudend, discreet
nederig (bn) :
eenvoudig, bescheiden, inschikkelijk, ootmoedig
discreet (bn) :
bescheiden, gepast, onopvallend, kies, stemmig
laag (bn) :
eenvoudig, bescheiden, nederig, onaanzienlijk
gering (bn) :
bescheiden, beperkt, klein
modest (bn) :
bescheiden
dossier (zn) :
bescheiden, stukken, gegevens, map, processtukken
bescheid (zn) :
bescheiden, antwoord

woordverbanden van ‘bescheiden’ grafisch weergegeven

in Charivarius' Een Ander Woord (1945):

in het Handwoordenboek van Nederlandsche Synoniemen (1908):

bescheiden, ingetogen, zedig

Wiens gedrag zich door betamelijkheid en terughouding kenmerkt. Ingetogen is hij, die zijne driften weet te beheerschen, zich voor buitensporigheden hoedt en kalm en rustig leeft; eens ingetogen levenswijze; bescheiden is hij, die geen hooge gedachten van zich zelf koestert, naar lof noch eer streeft, met een eenvoudig onthaal tevreden is, geen buitensporige winsten najaagt. Bescheiden nadert dus sterk tot de beteekenis van nederig. Volgens mijn bescheiden meening zegt men, wanneer men zijne eigene opvatting meedeelt, maar die gaarne wil laten varen voor eene betere. Zedig ziet eigenlijk alleen op het uiterlijk betoon van bescheidenheid, ingetogenheid en nederigheid; het drukt dus een ander begrip uit dan zedelijk, hetwelk het bezit Van zedelijke beginselen aanduidt. Zedig voor zich zien.

bescheiden, ontbieden

Iemand bevel geven om te verschijnen. In bescheiden ligt het bijdenkbeeld, dat dag en uur uitdrukkelijk zijn aangewezen; ontbieden is zonder meer iemand bevelen, dat hij komen moet. Men zegt ook tijd en plaats bescheiden. „Wie heeft u hier bescheiden, sprak Hermingard tot den priester."

in Woordenboek der Nederduitsche synonimen (1821), band 1, blz. 307:

in Woordenboek der Nederduitsche synonimen (1821), band 1, blz. 311:

bescheiden, ingetogen, zedig

in Nederduitsche synonymen (1836), band 1, blz. 68:

in de lijst met antoniemen (woorden met een tegengestelde betekenis):

bescheiden
aanmatigend, onbescheiden, patserig, verwaand

woorden met een verwante vorm:

zelfstandig naamwoord
werkwoord

bij andere sites:

synoniemen-sites:
algemene woordenboeken:
oorsprong:
zinsverband en voorbeeldzinnen:
vertalen:
naar het
overige:

debug info: 0.0035 c