betekenen

als woordenboektrefwoord:

betekenen:
(betekend), te kennen geven ; beduiden.

als trefwoord met bijbehorende synoniemen:

betekenen (ww) :
voorstellen, uitdrukken, inhouden, bedoelen, zeggen, willen zeggen, staan voor, omvatten, waarde hebben, behelzen, intenderen, inhebben
betekenen (ww) :
laten merken, aanduiden, beduiden
betekenen (ww) :
voorspellen
betekenen (ww) :
waard zijn

als synoniem van een ander trefwoord:

uitdrukken (ww) :
luchten, verkondigen, betekenen, zeggen, verwoorden, overbrengen, uitspreken, tonen, spreken, weergeven, onder woorden brengen, ventileren, tot uitdrukking brengen, vertolken, aanduiden, uiten, spuien, inkleden, vervatten
inhouden (ww) :
voorstellen, bevatten, luiden, besluiten, betekenen, insluiten, zeggen, meebrengen, omvatten, aanduiden, impliceren, beduiden, behelzen, inhebben
voorstellen (ww) :
afbeelden, uitbeelden, inhouden, betekenen, symboliseren, staan voor, verbeelden, weergeven, vertegenwoordigen, representeren, verzinnebeelden
impliceren (ww) :
inhouden, betekenen, insluiten, mede inhouden, omvatten, met zich meebrengen, erin opgesloten liggen, erop neerkomen
behelzen (ww) :
bevatten, luiden, inhouden, betekenen, bedoelen, zeggen, omvatten, aanduiden, beduiden, intenderen
voorspellen (ww) :
aankondigen, beloven, spellen, betekenen, doen verwachten, aanduiden, afschaduwen
omvatten (ww) :
bevatten, besluiten, inhouden, betekenen, impliceren, beduiden, behelzen
bedoelen (ww) :
inhouden, betekenen, omvatten, aangeven, aanduiden, beduiden, behelzen
zeggen (ww) :
inhouden, betekenen, bewijzen, omvatten, beduiden, behelzen
aanduiden (ww) :
betekenen, wijzen op, doelen op, beduiden, indiceren
beduiden (ww) :
voorstellen, betekenen, symboliseren, aangeven
uitmaken (ww) :
betekenen, er toe doen, schelen
instellen (ww) :
inspannen, betekenen, openen
uitmaken (ww) :
zijn, betekenen, vormen
inhebben (ww) :
inhouden, betekenen

woordverbanden van ‘betekenen’ grafisch weergegeven

in Charivarius' Een Ander Woord (1945):

in het Handwoordenboek van Nederlandsche Synoniemen (1908):

Kenbaar maken. Aanduiden veronderstelt altijd eene zekere mate van opmerkingsgave bij den hoorder; te kennen geven is door woorden of daden iets duidelijk kenbaar maken. Zijn kleeding, houding en spraak duidden den verwaanden zot aan; alles duidde eenen naderenden opstand aan; door zijne houding gaf hij zijne doodsverachting te kennen. Beteekenen, van woorden, uitdrukkingen of afkortingen gezegd, is een kenbaar (begrijpelijk) maken door het noemen van een(e) gelijkwaardig(e) bekend(e) woord (uitdrukking). Het woord poëzie .... beteekent maaksel. (Geel) A. C. beteekent ante christum. Overigens is beteekenen meestal: de waarde hebben van, gelijkstaan met; als hij niet antwoordt, beteekent dit, dat hij toestemt.

beduiden, betekenen

Te kennen geven (van zaken gezegd). Het eerste woord zegt, dat dit door rechtstreeksche aanduiding, het tweede, dat dit door teekens plaats heeft, die den zin ervan aangeven. Beduiden heeft in de levende taal meer den zin van zoo ongeveer wijzen en zeggen, beteekenen dien van iets juist aangeven. Beide woorden, met eene zaak als subject, worden evenwel vaak door elkander gebruikt. Twee uitgespreide armen beduiden, dat de machinist stoppen moet. Wat beteekent al die drukte, die gij maakt?

in Woordenboek der Nederduitsche synonimen (1821), band 1, blz. 233:

beduiden, betekenen

woorden met een verwante vorm:

werkwoord

bij andere sites:

synoniemen-sites:
algemene woordenboeken:
oorsprong:
zinsverband en voorbeeldzinnen:
vertalen:
naar het
overige:

debug info: 0.0036 c