brassen

als woordenboektrefwoord:

brassen:
(gebrast,) de zeilen richten; veel eten en drinken.

als trefwoord met bijbehorende synoniemen:

brassen (ww) :
vreten, zwelgen, gastreren, slempen, banketteren
brassen (ww) :
slampampen

als synoniem van een ander trefwoord:

zuipen (ww) :
zwelgen, pimpelen, brassen, slempen, pintelieren
slampampen (ww) :
brassen, boemelen

woordverbanden van ‘brassen’ grafisch weergegeven

in Charivarius' Een Ander Woord (1945):

in het Handwoordenboek van Nederlandsche Synoniemen (1908):

Zich te buiten gaan aan keur van spijs en drank. Brassen ziet op de veelheid der gerechten, waarmee eene fijne tafel beladen is. Smullen ziet meer op het genot hebben ben van de fijne en lekkere spijzen. Slempen en zwelgen, zien meer op het eten en drinken, en duiden het snel doen verdwijnen door het keelgat aan. Aan zwelgen is nog meer eene ongunstige beteekenis eigen dan aan slempen of brassen. De beide laatste zetten meer nog de vroolijke omgeving van vrienden of dischgenooten op den voorgrond, met wie men zich te buiten gaat. Smullen beteekent niet meer dan zich te goed doen, zeer lekker eten.

in Woordenboek der Nederduitsche synonimen (1821), band 1, blz. 406:

brassen, slempen, smullen

in Woordenboek der Nederduitsche synonimen (1821), band 3, blz. 385:

woorden met een verwante vorm:

werkwoord
zelfstandig naamwoord

bij andere sites:

synoniemen-sites:
algemene woordenboeken:
oorsprong:
zinsverband en voorbeeldzinnen:
vertalen:
naar het
overige:

debug info: 0.0024 c