dam

als woordenboektrefwoord:

dam:
m. (-men), stenen of aarden waterkering. dammetje, o. (-s).
dam:
v. (-men), dubbele schijf in het damspel.

als trefwoord met bijbehorende synoniemen:

dam (zn) :
waterkering, barrage
dam (zn) :
pier

als synoniem van een ander trefwoord:

verbinding (zn) :
band, aansluiting, samenstelling, dam, koppeling, binding, combinatie, samenhang, connectie, schakel, vereniging, samenvoeging, verband, relatie, bundeling, cohesie, coherentie, conjunctie, copulatie, junctie, schakeling, compound, samensmelting, aanhechting, samenkoppeling, aankoppeling, aaneenvoeging, vervlechting, aaneenschakeling, junctuur
hek (zn) :
poort, dam, schutting, deur, tuinhekje, draaihek
schut (zn) :
scherm, schot, dam, stuw, schutsel
wal (zn) :
dam, dijk

woordverbanden van ‘dam’ grafisch weergegeven

in het Handwoordenboek van Nederlandsche Synoniemen (1908):

Waterkeering is de algemeene naam. Dijk is eene waterkeering langs een water, dam eene waterkeering dwars door of voor den ingang van een water; hoofd, eigenlijk het hoofd van den dijk, een door kunst aangelegde haveningang, die dient om den golfslag van het uitstroomende water te breken en om de ophooping van zand of slib te beletten. Het schip lag voor het hoofd. Beer is een muur met smallen rug, die òf dient om een dijk bijzonder te versterken, òf om een kleiner water van een grooter af te scheiden, waar men, wanneer men een dam aanbracht, een middel tot communicatie zou tot stand brengen, dat men niet begeert, b.v. in het rayon eener vesting. Dam wordt dikwijls figuurlijk gebruikt. Een dam tegen willekeur opwerpen. Het hek is van den dam. Een haan is stout op eigen dam = te huis gevoelt iedereen zich beter op zijn gemak dan elders.

in Woordenboek der Nederduitsche synonimen (1821), band 2, blz. 8:

bij andere sites:

synoniemen-sites:
algemene woordenboeken:
oorsprong:
zinsverband en voorbeeldzinnen:
vertalen:
naar het
overige:

debug info: 0.0024 c