gebeuren

als woordenboektrefwoord:

gebeuren:
(gebeurd), voorvallen, geschieden.

als trefwoord met bijbehorende synoniemen:

gebeuren (ww) :
geschieden, gevallen, omgaan, optreden, passeren, plaatsgrijpen, plaatshebben, plaatsvinden, spelen, toegaan, vallen, verlopen, voorkomen, voorvallen, wedervaren, zich afspelen, zich voltrekken, zich voordoen
gebeuren (ww) :
overkomen, treffen
gebeuren (ww) :
doorgaan
gebeuren (zn) :
evenement, gebeurtenis, happening

als synoniem van een ander trefwoord:

verlopen (ww) :
gaan, gebeuren, lopen, marcheren, verglijden, verkeren, verstrijken, vervlieden, vervliegen, voorbijgaan, voorbijvliegen, voortschrijden, zich ontwikkelen, zijn beloop krijgen
geschieden (ww) :
gebeuren, omgaan, optreden, passeren, plaatsgrijpen, plaatshebben, plaatsvinden, spelen, tot stand komen, voorkomen, voorvallen, zich afspelen, zich voltrekken, zich voordoen
plaatsvinden (ww) :
gebeuren, geschieden, passeren, plaatsgrijpen, plaatshebben, vallen, voorvallen, zich afspelen, zich voordoen
passeren (ww) :
gebeuren, geschieden, plaatsgrijpen, plaatshebben, plaatsvinden, spelen, voorvallen, zich afspelen
spelen (ww) :
gebeuren, geschieden, gevallen, omgaan, optreden, passeren, plaatsvinden, voorvallen, zich afspelen
voorkomen (ww) :
bestaan, gebeuren, geschieden, gevallen, optreden, spelen, verkeren, voorvallen, zich voordoen, zijn
omgaan (ww) :
gebeuren, geschieden, passeren, plaatsvinden, spelen, voorvallen, zich afspelen
zich voordoen (ww) :
gebeuren, geschieden, optreden, passeren, rijzen, voorkomen, voorvallen
doorgaan (ww) :
doorgang vinden, gebeuren, passeren, plaatshebben, plaatsvinden
overkomen (ww) :
gebeuren, geschieden, miskomen, treffen, voorhebben, wedervaren
het geval zijn (ww) :
gebeuren, sprake zijn van, spelen, voorkomen, zich voordoen
zijn (ww) :
gebeuren, optreden, voorkomen, voorvallen
afspelen (ww) :
gebeuren, plaatsvinden, voorvallen
optreden (ww) :
gebeuren, geschieden, voorvallen
uitkomen (ww) :
aflopen, eindigen, gebeuren
tot stand komen (ww) :
gebeuren, zich voltrekken
worden (ww) :
gebeuren, geraken, vallen
vallen (ww) :
gebeuren, plaatshebben
bejegenen (ww) :
gebeuren, overkomen
gaan (ww) :
gebeuren, verlopen
belevenis (zn) :
avontuur, ervaring, evenement, gebeuren, gebeurtenis, lotgeval, perikel, wedervaren, wederwaardigheid
gebeurtenis (zn) :
aangelegenheid, feit, feitelijkheid, gebeuren, gelegenheid, moment, ontwikkeling, voorval, wedervaren
evenement (zn) :
activiteit, avontuur, belevenis, festiviteit, gebeuren, happening, manifestatie, voorval
ervaring (zn) :
belevenis, gebeuren, gebeurtenis
wedervaren (zn) :
gebeuren, overkomen

woordverbanden van ‘gebeuren’ grafisch weergegeven

in Charivarius' Een Ander Woord (1945):

in het Handwoordenboek van Nederlandsche Synoniemen (1908):

Gebeuren en geschieden beteekenen geheel hetzelfde; het laatste echter is deftiger, en komt vooral in ouderen of hoogeren schrijfstijl voor. Wat is er nu weer gebeurd? „En zie, er geschiedde eene groote aardbeving." Terwijl gebeuren meer van bepaalde feiten wordt gebezigd, ziet voorvallen, wanneer het tegenover gebeuren gebruikt wordt, meer op zulke handelingen, die niet juist omschreven zijn; overigens zijn beide woorden in het gebruik vrij gelijk en is er geen verschil tusschen. Er is heel wat voorgevallen, maar wat er eigenlijk gebeurd is, kan ik u niet precies vertellen. Plaats hebben (minder gebruikelijk plaats vinden) wil eigenlijk zeggen, dat een of ander feit zijne plaats krijgt in de reeks van gebeurtenissen. Meestal wordt het gebezigd van zulke handelingen, die een gevolg zijn van menschelijken wil. Van een ongeluk kan men zeggen, dat het gebeurt, geschiedt of voorvalt; ook wel plaats heeft. Eene bespreking, een overleg, een feestmaal daarentegen knnnen alleen plaats hebben. Wil men het plotselinge, het onverwachte van eene gebeurtenis aanduiden, dan bezigt men plaats grijpen.

Het plaats hebben van iets in betrekking tot een persoon. Ge beuren kan dit uitdrukken zoowel in gunstigen als ongunstigen zin, en wordt gebezigd om de verschillende lotswisselingen, die iemands levensloop uitmaken, aan te duiden. Gebeuren met het bijdenkbeeld, dat de persoon, wien iets gebeurt, daarvan voordeel of genoegen heeft, is nu vrij wel verouderd; het wordt dan meestal vervangen door te beurt vallen, dat vroeger zoowel in gunstigen als ongunstigen zin kon voorkomen, maar nu slechts in gunstigen zin gebruikt wordt, evenals ten deel vallen. Van dit laatste verschilt het in zooverre, dat te beurt vallen gezegd kan worden van alles, wat ons tengevolge eener gunstige lotsbeschikking overkomt, terwijl ten deel vallen bijna uitsluitend van stoffelijke zaken gezegd wordt. Overkomen wordt gebruikt van gebeurtenissen van onaangenamen aard, die iemand treffen, zonder dat hij bij machte is ze af te weren. Bij bejegenen denkt men aan eene ongewone en onverwachte gebeurtenis; hierbij staat het begrip van het noodlottige niet op den voorgrond. Nog minder is dit het geval bij ontmoeten, terwijl bij wedervaren meer aan iets merkwaardigs of belangrijks gedacht wordt.

in Woordenboek der Nederduitsche synonimen (1821), band 1, blz. 334:

in Woordenboek der Nederduitsche synonimen (1821), band 3, blz. 293:

woorden met een verwante vorm:

bijwoord / bijvoeglijk naamwoord

bij andere sites:

synoniemen-sites:
algemene woordenboeken:
oorsprong:
woordcombinaties:
zinsverband en voorbeeldzinnen:
vertalen:
naar het
overige:

debug info: 0.0035 c