hangen

als woordenboektrefwoord:

hangen:
(hing, gehangen) ; de zaak is nog hangende, nog niet afgedaan.

als trefwoord met bijbehorende synoniemen:

hangen (ww) :
kleven, hechten, gehecht zijn, vastzitten, steken
hangen (ww) :
rondhangen, hangerig zijn, drenzen
hangen (ww) :
haken, verlangen
hangen (ww) :
ophangen, worgen
hangen (ww) :
zweven, drijven
hangen (ww) :
afhangen

als synoniem van een ander trefwoord:

treuzelen (ww) :
hangen, draaien, dralen, teuten, dreutelen, traineren, talmen, sammelen
slampampen (ww) :
luieren, hangen, leeglopen, rondhangen, lummelen, nietsnutten
slobberen (ww) :
hangen, wapperen, flodderen, slodderen
hechten (ww) :
hangen, gehecht zijn, verknocht zijn
plakken (ww) :
hangen, treuzelen, zitten
vallen (ww) :
passen, hangen, zitten
zitten (ww) :
hangen, gezeten zijn
ophangen (ww) :
hangen, uithangen
ophangen (ww) :
hangen, opknopen
zweven (ww) :
hangen, waren
leunen (ww) :
hangen

woordverbanden van ‘hangen’ grafisch weergegeven

woorden met een verwante vorm:

zie ook:

bij andere sites:

synoniemen-sites:
algemene woordenboeken:
oorsprong:
zinsverband en voorbeeldzinnen:
vertalen:
naar het
overige:

debug info: 0.0035 c