heil

als woordenboektrefwoord:

heil:
o. welvaart, geluk, zaligheid.

als trefwoord met bijbehorende synoniemen:

heil (zn) :
geluk, voorspoed, welvaart, wel, welzijn, zegen, welstand
heil (zn) :
verlossing, redding, zaligheid, zaligmaking
heil (zn) :
toevlucht, behoud, redding, toeverlaat
heil (zn) :
voordeel, baat, nut

als synoniem van een ander trefwoord:

geluk (zn) :
meevaller, voorspoed, fortuin, welvaart, buitenkans, treffer, welzijn, zwijn, mazzel, heil, bof, zaligheid, weelde, chance, gelukzaligheid, slagboeg, meeval, hazard, dikoor, veine
welzijn (zn) :
geluk, voorspoed, fortuin, welvaart, gezondheid, heil, welbevinden, welbehagen, welvaren, welstand, welvarendheid, salubriteit, prosperiteit, gezondheidstoestand
voorspoed (zn) :
geluk, bloei, fortuin, welvaart, succes, welzijn, zegen, heil, welbevinden, zegening, welvaren, welstand, welvarendheid, prosperiteit, meeval
nut (zn) :
voordeel, zin, pluspunt, waarde, profijt, heil, baat, utiliteit, nuttigheid, bruikbaarheid
toeverlaat (zn) :
toevlucht, bescherming, steun, zekere factor, redding, heil, rots in de branding
redding (zn) :
verlossing, bevrijding, uitkomst, hulp, behoud, heil, behoudenis
voordeel (zn) :
pluspunt, winst, profijt, heil, baat, nut, gewin, zonzijde
zegen (zn) :
geluk, vreugde, voorspoed, weldaad, heil, benedictie
wel (zn) :
welzijn, heil

woordverbanden van ‘heil’ grafisch weergegeven

in Charivarius' Een Ander Woord (1945):

in het Handwoordenboek van Nederlandsche Synoniemen (1908):

Geluk is de algemeene uitdrukking voor het geheel der gunstige omstandigheden die iemand te beurt vallen en voor den aangenamen toestand, waarin hij dientengevolge verkeert. Voorspoed is beperkter: het ziet alleen op den goeden gang der zaken. Men kan voorspoed hebben en toch het ware geluk missen. In het dagelijksch leven is heil weinig meer in gebruik maar is beperkt tot enkele formules en tot den hoogeren stijl. Geluk en heil in 't nieuwe jaar! Voorspoed bij alles wat gij moogt beginnen.

in Woordenboek der Nederduitsche synonimen (1821), band 2, blz. 241:

in Nederduitsche synonymen (1836), band 1, blz. 379:

in Woordenboek der Nederduitsche synonimen (1821), band 3, blz. 373:

in de lijst met antoniemen (woorden met een tegengestelde betekenis):

heil
onheil

woorden met een verwante vorm:

bijvoeglijk naamwoord

bij andere sites:

synoniemen-sites:
algemene woordenboeken:
oorsprong:
zinsverband en voorbeeldzinnen:
vertalen:
naar het
overige:

debug info: 0.003 c