hinderen

als woordenboektrefwoord:

hinderen:
(gehinderd), beletten ; tegenwerken ; schaden.

als trefwoord met bijbehorende synoniemen:

hinderen (ww) :
ophouden, aanstoot geven, vervelen, bezwaren, lastig vallen, storen, tegenwerken, tot last zijn, belemmeren, kwellen, ergeren, dwarsliggen, lastigvallen, bemoeilijken, derangeren, incommoderen, handicappen, de pas afsnijden
hinderen (ww) :
irriteren, dwarszitten, in de weg staan
hinderen (ww) :
belemmeren

als synoniem van een ander trefwoord:

belemmeren (ww) :
blokkeren, stuiten, remmen, storen, afschermen, versperren, tegenhouden, verstoren, dwarsbomen, vertragen, afremmen, tegenwerken, verhinderen, hinderen, verlammen, saboteren, bemoeilijken, beletten, stremmen, afstoppen, tegenstreven, impediëren, obstrueren
kwellen (ww) :
verontrusten, martelen, plagen, pesten, dwars zitten, pijnigen, ergeren, hinderen, teisteren, tergen, benauwen, bestoken, folteren, sarren, bedroeven, judassen, geselen, prangen, tormenteren
bedwingen (ww) :
beteugelen, beheersen, onderdrukken, dempen, tegenhouden, temmen, overwinnen, neerslaan, hinderen, in bedwang houden, in toom houden, intomen, teugelen, onder het juk brengen
storen (ww) :
ophouden, onderbreken, ongelegen komen, lastig vallen, afleiden, verstoren, belemmeren, ontregelen, hinderen, stremmen, derangeren
bemoeilijken (ww) :
tegenhouden, tegenwerken, verhinderen, belemmeren, hinderen, compliceren, verzwaren, beletten, verstrikken, in de war maken
irriteren (ww) :
vervelen, boos maken, prikkelen, woede opwekken, plagen, klieren, dwarszitten, ergeren, hinderen, ontstemmen
ergeren (ww) :
stangen, irriteren, prikkelen, storen, kwellen, hinderen, tergen, ontstemmen, jennen, ontstichten
krenken (ww) :
kwetsen, verwonden, beschadigen, verstoren, schaden, schenden, hinderen, benadelen, blesseren
remmen (ww) :
onderdrukken, tegengaan, afremmen, tegenwerken, belemmeren, hinderen, beletten
plagen (ww) :
irriteren, lastig vallen, kwellen, ergeren, hinderen, teisteren, tergen
benauwen (ww) :
bang maken, verstikken, drukken op, drukken, beangstigen, hinderen
verhinderen (ww) :
remmen, tegengaan, belemmeren, hinderen, bemoeilijken
molesteren (ww) :
bedreigen, mishandelen, lastig vallen, hinderen
steken (ww) :
dwarszitten, ergeren, hinderen, grieven
bezwaren (ww) :
belasten, beladen, drukken, hinderen
derangeren (ww) :
lastig vallen, storen, hinderen
moeien (ww) :
lastig vallen, storen, hinderen
stuiten (ww) :
irriteren, hinderen, tegenstaan
verstoren (ww) :
storen, belemmeren, hinderen
generen (ww) :
belemmeren, hinderen
geven (ww) :
hinderen, deren
incommoderen (ww) :
hinderen
knellen (ww) :
hinderen
mishagen (ww) :
hinderen
pakken (ww) :
hinderen

woordverbanden van ‘hinderen’ grafisch weergegeven

in Charivarius' Een Ander Woord (1945):

in Woordenboek der Nederduitsche synonimen (1821), band 1, blz. 111:

in de lijst met antoniemen (woorden met een tegengestelde betekenis):

hinderen
bevorderen, stimuleren

woorden met een verwante vorm:

werkwoord
bijvoeglijk naamwoord

bij andere sites:

synoniemen-sites:
algemene woordenboeken:
oorsprong:
zinsverband en voorbeeldzinnen:
vertalen:
naar het
overige:

debug info: 0.0032 c