innig

als woordenboektrefwoord:

innig:
bn. (-er, -st), echt; vurig; oprecht.

als trefwoord met bijbehorende synoniemen:

innig (bn) :
oprecht, hevig, zeer, intiem, warm, diep, nauw, vurig, liefdevol, warmhartig, diepgevoeld

als synoniem van een ander trefwoord:

oprecht (bn) :
open, eerlijk, rondborstig, openhartig, welgemeend, serieus, loyaal, vierkant, hartelijk, ronduit, rechtuit, gemeend, innig, eerzaam, hartgrondig, rechtschapen, ruiterlijk, waarheidlievend, ongeveinsd
vurig (bn) :
hevig, wild, ijverig, intens, driftig, levendig, hartstochtelijk, dol, enthousiast, geestdriftig, gepassioneerd, temperamentvol, hitsig, innig, onstuimig, fervent, verlangend
hartelijk (bn) :
gastvrij, oprecht, sympathiek, warm, diep, vriendschappelijk, vriendelijk, welgemeend, gezellig, gul, innig, joviaal, amicaal, warmhartig, cordiaal
intiem (bn) :
vertrouwelijk, knus, privé, openhartig, gezellig, particulier, vertrouwd, behaaglijk, persoonlijk, huiselijk, innig, familiair, gemeenzaam
diep (bn) :
oprecht, hevig, sterk, vast, intens, volkomen, welgemeend, innig, doorvoeld
teder (bn) :
hartelijk, liefdevol, innig, toegenegen, liefhebbend
teer (bn) :
hartelijk, liefdevol, innig, toegenegen, liefhebbend
innerlijk (bn) :
inwendig, wezenlijk, innig, intrinsiek, immanent
warm (bn) :
welgemeend, hartelijk, innig, warmhartig
nauw (bn) :
sterk, innig
intiem (bn) :
diep, innig
innigheid (zn) :
vurigheid, intimiteit, innig, vertrouwelijkheid

woordverbanden van ‘innig’ grafisch weergegeven

in Charivarius' Een Ander Woord (1945):

in het Handwoordenboek van Nederlandsche Synoniemen (1908):

hartelijk, innig

Beide woorden drukken het tegenovergestelde uit van voorgewend, geveinsd, gehuicheld, valsch; maar innig heeft het bijdenkbeeld van warmte, vuur, hartstocht, en zegt dus meer dan hartelijk. Eene hartelijke ontvangst. Een innig gebed. Innige liefde. Innige godsvrucht.

in Keur van Nederlandsche Synoniemen (1922):

Wat zich van binnen bevindt.

Inwendig is alles, wat zich in de binnenruimte van een lichaam bevindt; het is dus een tegenstelling met uitwendig, d.w.z. wat tot de buitenzijde of de oppervlakte behoort : De inwendige deelen van ons lichaam. (Inwendig bet. letterlijk: in of binnen den wand zich bevindende.)

Innerlijk ziet meer op den aard en het wezen van de deelen, waaruit een voorwerp bestaat, in tegenstelling van uiterlijk, dat meer let op den vorm, dien de deelen te zamen hebben en waardoor die deelen min of meer verborgen worden. De innerlijke waarde van een stalen horlogeketting is niet groot (d.w.z. de waarde der bestanddeelen), al moge hij door zijn kunstig bewerkten vorm (de uiterlijke waarde) ook kostbaar zijn. Het wordt vooral figuurlijk gebruikt in betrekking tot 's menschen karakter of tot wat er in zijn gemoed omgaat, in tegenstelling met den lichamelijken vorm. Uiterlijk is hij voorkomend en vriendelijk, maar innerlijk is hij valsch en vol bedrog. Hij werd innerlijk bewogen (d.i. in zijn gemoed, zonder dat liet uiterlijk te zien was).

Innig geeft aan, dat iets uit het diepst van ons binnenste voortvloeit, waarvan onze ziel geheel doordrongen is: een innige liefde.

in Woordenboek der Nederduitsche synonimen (1821), band 2, blz. 237:

hartelijk, innig

in Woordenboek der Nederduitsche synonimen (1821), band 2, blz. 284:

woorden met een verwante vorm:

bijvoeglijk naamwoord / voorzetsel / bijwoord
zelfstandig naamwoord

bij andere sites:

synoniemen-sites:
algemene woordenboeken:
oorsprong:
zinsverband en voorbeeldzinnen:
vertalen:
naar het
overige:

debug info: 0.0048 c