levenloos

als woordenboektrefwoord:

levenloos:
bn. dood, gestorven.

als trefwoord met bijbehorende synoniemen:

levenloos (bn) :
dood, doods, futloos, onbezield, saai, zielloos
levenloos (bn) :
flauw, krachteloos, mat
levenloos (bn) :
dood, ontzield

als synoniem van een ander trefwoord:

mat (bn) :
bloedeloos, doods, duf, flauw, fleps, futloos, gedrukt, gezapig, krachteloos, levenloos, loom, lusteloos, slap, stil, suf, uitgedoofd, zwak
dood (bn) :
gestorven, heengegaan, kassiewijle, koud, levenloos, ontslapen, ontzield, overleden, ter ziele, verscheiden, wijlen
krachteloos (bn) :
adynamisch, bloedarm, futloos, lens, levenloos, machteloos, nietig, slap, teer, verwekelijkt, zwak
kleurloos (bn) :
duf, eentonig, grauw, levenloos, saai, slap
zielloos (bn) :
dood, doods, levenloos, ontzield

woordverbanden van ‘levenloos’ grafisch weergegeven

in Charivarius' Een Ander Woord (1945):

in het Handwoordenboek van Nederlandsche Synoniemen (1908):

Dood beteekent van het leven beroofd; levenloos geen leven hebbende. Men zegt dus een levenloos (niet een dood) beeld. Gestorven is het verl. deelwoord van sterven, en zegt dus niet anders dan dat iemand langs den natuurlijken weg opgehouden heeft te leven; overleden, verleden deelw. van overlijden, zegt ditzelfde. Aflijvig duidt niet anders aan, dan zonder leven zijnde, uit het leven gescheiden zijnde; het wordt alleen van menschen gebruikt, en laat in het midden of de dood op natuurlijke of gewelddadige wijze heeft plaats gehad. Het is thans minder in gebruik; in plaats hiervan hoort men ter ziele.

in Woordenboek der Nederduitsche synonimen (1821), band 2, blz. 89:

bij andere sites:

synoniemen-sites:
algemene woordenboeken:
oorsprong:
zinsverband en voorbeeldzinnen:
vertalen:
naar het
overige:

debug info: 0.0172 nc