lijvig

als woordenboektrefwoord:

lijvig:
bn. (-er, -st), zwaar, dik, van grote omvang.

als trefwoord met bijbehorende synoniemen:

lijvig (bn) :
corpulent, dik, gezet, zwaar
lijvig (bn) :
dik, omvangrijk, volumineus
lijvig (bn) :
dik, stroperig

als synoniem van een ander trefwoord:

dik (bn) :
bol, corpulent, fors, gevuld, gezet, gezwollen, lijvig, log, mollig, omvangrijk, opgezet, opgezwollen, paf, rond, stevig, vet, vlezig, vol, volumineus, welgedaan, zwaarlijvig, zwaar
zwaar (bn) :
dik, fors, grof, lijvig, log, massief, vet, zwaargebouwd, zwaarlijvig
stroperig (bn) :
dik, kleverig, lijvig, siroopachtig, stroopachtig, taai, viskeus
omvangrijk (bn) :
dik, groot, lang, lijvig, uitgebreid, uitgestrekt

woordverbanden van ‘lijvig’ grafisch weergegeven

in het Handwoordenboek van Nederlandsche Synoniemen (1908):

Gezet en zwaarlijvig worden uitsluitend ten aanzien van menschen gebezigd; dik ook met betrekking tot dieren en levenlooze voorwerpen, die in verhouding tot hunne lengte een grooten omvang hebben; evenzoo zegt men lijvig van voorwerpen, die een betrekkelijk groosen inhoud hebben: een lijvig boekdeel. Gezet is hij, wiens beenderen behoorlijk met vleesch omkleed zijn, en die aan eene flinke lengte een naar evenredigheid broeden bouw paart; dik is degene, bij wien de breedte te groot is in verhouding tot zijne lengte, en die zulk eene hoeveelheid vleesch bezit, dat hij daardoor eenigermate in zijne vrije beweging belemmerd wordt; zwaarlijvig wiens lichaam, maar vooral wiens buik zoodanig is uitgezet, dat hij zich zelf tot last is.

in Woordenboek der Nederduitsche synonimen (1821), band 2, blz. 64:

dik, gezet, lijvig

in Nederduitsche synonymen (1836), band 2, blz. 102:

in de lijst met antoniemen (woorden met een tegengestelde betekenis):

lijvig
dun, mager, slank

woorden met een verwante vorm:

zelfstandig naamwoord

bij andere sites:

synoniemen-sites:
algemene woordenboeken:
oorsprong:
zinsverband en voorbeeldzinnen:
vertalen:
naar het
overige:

debug info: 0.0033 c