mat

als woordenboektrefwoord:

mat:
m. (-ten), oude Spaanse munt ( = ƒ 2.40).
mat:
v. (-ten), vloerbelegging van biezen, kokos enz. ; biezen stoelzitting.
mat:
bn. (-ter, -st), vermoeid, uitgeput van krachten.

als trefwoord met bijbehorende synoniemen:

mat (bn) :
suf, lusteloos, stil, flauw, zwak, krachteloos, slap, gedrukt, doods, futloos, levenloos, duf, uitgedoofd, loom, bloedeloos, gezapig, fleps
mat (bn) :
ondoorschijnend, ondoorzichtig
mat (bn) :
kleurloos, dof, vaal, glansloos
mat (bn) :
moe, vermoeid, afgemat
mat (bn) :
schaakmat
mat (zn) :
tapijt, vloerkleed, vloermat, deurmat, stromat, voetmatkleed
mat (zn) :
judomat, tatami
mat (zn) :
matje

als synoniem van een ander trefwoord:

slap (bn) :
plat, moe, zacht, lullig, slapjes, beroerd, lam, week, lens, vermoeid, lusteloos, mat, verslapt, flauw, sloom, machteloos, mild, zwak, krachteloos, lauw, laks, futloos, halfslachtig, lamlendig, nalatig, gammel, loom, paf, bloedeloos, gezapig, dweperig, murw, fleps, jansalieachtig, wekelijk
saai (bn) :
maf, langdradig, taai, druilerig, slaapverwekkend, mat, droog, eentonig, kleurloos, vervelend, doods, geestdodend, doorsnee, alledaags, duf, monotoon, dor, lijzig, trutterig, onverteerbaar, oninteressant, geesteloos, afstompend, zerp
zwak (bn) :
kwetsbaar, gevoelig, versleten, wrak, week, wankel, mat, hulpbehoevend, gebroken, machteloos, krachteloos, teer, slap, gebrekkig, lamlendig, gammel, broos, afgeleefd
lusteloos (bn) :
traag, verdrietig, mat, melig, onverschillig, passief, neerslachtig, slap, futloos, lamlendig, energieloos, apathisch, hangerig, ongeanimeerd, indolent
flets (bn) :
bleekjes, mat, ongezond, flauw, zwak, bleek, slap, witjes, dof, verlept, pips, wee, iel, vaal, wit weggetrokken, verschoten, fleps, zwemmerig
flauw (bn) :
kinderachtig, week, mat, vaag, zwak, krachteloos, bleek, slap, wee, flets, vaal, weeïg, bangelijk, fleps
zwak (bn) :
matig, week, mat, flauw, ziekelijk, machteloos, krachteloos, teer, slap, lamlendig, broos, fleps
loom (bn) :
slaperig, maf, traag, suf, mat, laf, slap, langzaam, futloos, log, pafferig, paf
moe (bn) :
afgewerkt, vermoeid, mat, afgemat, gammel, afgepeigerd, bekaf, moede
gezapig (bn) :
mat, sloom, saai, slap, futloos, energieloos, loom, bloedeloos
gedrukt (bn) :
mat, zwaarmoedig, neerslachtig, bedrukt, terneergeslagen
bloedeloos (bn) :
mat, kleurloos, slap, lauw, lamlendig, onbeweeglijk
dof (bn) :
suf, lusteloos, mat, futloos, duf, uitgedoofd, loom
pips (bn) :
betrokken, lusteloos, mat, bleek, witjes, flets
troebel (bn) :
duister, onduidelijk, wazig, mat, dof, onklaar
dof (bn) :
lusteloos, mat, flets, vaal, glansloos, fleps
vermoeid (bn) :
moe, mat, afgemat, uitgeput, doodop, loom
levenloos (bn) :
mat, flauw, krachteloos
tam (bn) :
zacht, mat, slap
kleed (zn) :
tapijt, tafelkleed, vloerkleed, mat, karpet
tapijt (zn) :
vloerkleed, mat, karpet

woordverbanden van ‘mat’ grafisch weergegeven

in Charivarius' Een Ander Woord (1945):

in het Handwoordenboek van Nederlandsche Synoniemen (1908):

Tengevolge van inspanning ongeschikt tot verdere krachtsinspanning. Eenigszins zijn met deze woorden synoniem mat en loom; deze geven echter meer, even als soms ook moede, een toestand te kennen die uit het lichaam zelf voortkomt ten gevolge van de gesteldheid of van eene ziekelijke aandoening. Men is loom b.v. door hitte, waarbij het gestel zijne veerkracht verliest; men voelt zich mat en loom door eene opkomende verkoudheid, men gevoelt zich moede en mat, wanneer voor de krachten, b.v. als men pas herstellende is, de minste inspanning te veel is. Synoniem met de hierboven genoemde andere woorden, duidt moede het gevoel van uitputting van kracht na een inspannenden arbeid aan. Vermoeid is meer moede geworden door eene handeling. Ik ben moede van de wandeling en ik ben vermoeid van het wandelen. Afgemat is eene sterkere uitdrukking voor vermoeid; het geeft groote vermoeidheid van geest en lichaam te kennen. Bij afgesloofd en afgetobd wordt bovendien eene eigenaardigheid van den arbeid uitgedrukt. Men is nl. door het sloven, door het tobben, af, d. i. ten hoogste vermoeid, geworden. Zij geven dus te kennen dat de voorafgaande inspanning van langen duur was of bij herhaling, en onder groote zorgen moest geschieden.

in Keur van Nederlandsche Synoniemen (1922):

Ongeschikt tot krachtsinspanning.

Mat is men door een oorzaak buiten ons, bijv. mat van de warmte; het komt dus eenigszins met loom overeen d.w.z. traag van beweging. (Schaakmat is de koning, als hij zich niet meer bewegen kan; mat is dus sterker dan loom.) Van kleuren gezegd beteekent mat zooveel als dof: matblauw.

Moe duidt eenvoudig den toestand aan, waarin men zich na zwaren arbeid bevindt, terwijl vermoeid ook let op de oorzaak der vermoeidheid en tevens grootere moeheid aanwijst: Hij is erg moe en mag wel wat uitrusten. Hij is door het onbesuisde fietsen zeer vermoeid.

Afgemat is nog sterker dan vermoeid; meestal is deze graad van vermoeidheid op het gelaat te zien of aan mindere helderheid van geest te bemerken.

Opmerking. Het woord mat wordt gewoonlijk alleen in de alliteratie: mat en moe gebruikt.

in Woordenboek der Nederduitsche synonimen (1821), band 2, blz. 408:

in de lijst met antoniemen (woorden met een tegengestelde betekenis):

mat
glanzend, levendig

woorden met een verwante vorm:

zelfstandig naamwoord
werkwoord

bij andere sites:

in het Verwarwoordenboek van Jan Renkema:
synoniemen-sites:
algemene woordenboeken:
oorsprong:
zinsverband en voorbeeldzinnen:
vertalen:
naar het
overige:

debug info: 0.0058 c