nadruk

als woordenboektrefwoord:

nadruk:
m. (-ken), nagedrukt drukwerk; klemtoon; klem, kracht.

als trefwoord met bijbehorende synoniemen:

nadruk (zn) :
klemtoon, accent, kracht, klem, aandrang, beklemtoning, accentuering, accentuatie, aplomb, emfase
nadruk (zn) :
zwaartepunt
nadruk (zn) :
herdruk

als synoniem van een ander trefwoord:

klem (zn) :
overtuiging, nadruk, aandrang, emfase
klemtoon (zn) :
zwaartepunt, accent, nadruk
emfase (zn) :
ophef, klem, nadruk
accent (zn) :
klemtoon, nadruk
aandrang (zn) :
klem, nadruk
kracht (zn) :
klem, nadruk

woordverbanden van ‘nadruk’ grafisch weergegeven

in Charivarius' Een Ander Woord (1945):

in het Handwoordenboek van Nederlandsche Synoniemen (1908):

aandrang, nadruk

Een krachtige beweging in een bepaalde richting, ten einde invloed te oefenen. Aandrang onderstelt het aanwenden van krachtige beweegredenen om op iemands wil te werken. Mohammed vermaande met ernst en aandrang om den afgodendienst te verlaten. Nadruk ziet meer op het gewicht, dat de persoon van wien de beweging uitgaat, hierbij op de woorden legt. De raad werd vriendelijk en bescheiden gegeven, niettemin met een zekeren nadruk.

De meest gewone wijze, waarop men tot het goede tracht te brengen, of tegen het kwaad optreedt. Bij nadruk gaat men met klem te werk, en wil men door het gewicht, dat men op zijn woorden legt, tot het goede aansporen of van het kwade terughouden. Wie met ernst iemand iets onder 't oog brengt, tracht zoowel op het gemoed als op het verstand te werken; bij gestrengheid denkt men meer aan het straffen of het met kracht tegengaan van het kwaad. Bij gestrengheid ontbreekt dus de zachtheid waarvan de ernst dikwijls vergezeld gaat, maar toch kan zij nog zeer goed gepaard gaan met welwillendheid. Met nadruk betoogde hij dat het verkeerd was, en dus gemeden moest worden. De ernst; waarmede zij aan hem zijn plicht herinnerde, maakte indruk op den jongeling, Een vriend die mij mijn feilen toont, Gestreng bestraft en nooit verschoont....

klem, nadruk

Kracht van taal. Klem ziet op het overtuigende der bewijsgronden, die men aanvaart; nadruk op het vuur, de bezieling, waarmee men spreekt. Een klemmend betoog. Iemand met nadruk waarschuwen.

in Woordenboek der Nederduitsche synonimen (1821), band 2, blz. 244:

herdruk, nadruk, weerdruk

in Woordenboek der Nederduitsche synonimen (1821), band 2, blz. 464:

nadruk, klem

woorden met een verwante vorm:

bijvoeglijk naamwoord
werkwoord

zie ook:

bij andere sites:

synoniemen-sites:
algemene woordenboeken:
oorsprong:
zinsverband en voorbeeldzinnen:
vertalen:
naar het
overige:

debug info: 0.0157 nc