nut

als woordenboektrefwoord:

nut:
o. voordeel: zich iets ten nutte maken.
nut:
bn. (-ter, -st), nuttig.

als trefwoord met bijbehorende synoniemen:

nut (zn) :
baat, bruikbaarheid, heil, nuttigheid, pluspunt, profijt, utiliteit, voordeel, waarde, zin
nut (bn) :
goed, gunstig, nuttig, welbesteed

als synoniem van een ander trefwoord:

winst (zn) :
baat, baten, debiet, gewin, nut, oogst, opbrengst, profijt, provenu, rendement, resultaat, verdienste, voordeel, vrucht, winstcijfer, winstcijfers
waarde (zn) :
belang, betekenis, bruikbaarheid, functie, gewicht, gewichtigheid, importantie, merite, nut, significantie
zin (zn) :
bedoeling, bestaansreden, betekenis, doel, inhoud, intentie, nut, opzet, plan, portee, ratio
functionaliteit (zn) :
bruikbaarheid, doelgerichtheid, nut, toepasbaarheid, uitvoerbaarheid
utiliteit (zn) :
bruikbaarheid, nut, nuttigheid, toepasbaarheid, voordeligheid
doel (zn) :
betekenis, doeleinde, intentie, nut, objectief, opzet, zin
voordeel (zn) :
baat, gewin, heil, nut, pluspunt, profijt, winst, zonzijde
heil (zn) :
baat, nut, voordeel
baat (zn) :
nut, voordeel
dienst (zn) :
nut

woordverbanden van ‘nut’ grafisch weergegeven

in Charivarius' Een Ander Woord (1945):

in het Handwoordenboek van Nederlandsche Synoniemen (1908):

Alle drukken uit eene vermeerdering van bezit, van hetgeen waarde voor ons heeft, of ons ten goede komt. Voordeel is eigenlijk datgene, wat iemand toegedeeld wordt boven anderen; het staat dus tegenover nadeel; het drukt uit alles wat iemand te stade komt, al vermeerdert zijne bezitting er ook niet door. Baat ziet op eene vermeerdering van welstand, (ook wat het lichaam betreft); het veronderstelt verbetering van den welstand, en staat dus tegenover vermindering ervan, of schade. Aanwinst is een voordeel, dat meest buiten eigen toedoen verkregen wordt en het goede, dat men reeds heeft, vermeerdert. Men kan het hoek een aanwinst noemen voor ons onderwijs. Gewin wordt gezegd van voordeel, dat het gevolg is van eigen krachtsinspanning. De bijen hadden een goed gewin. Winst wordt door inspanning van krachten of door het geluk verkregen, en is die vermeerdering van bezit, welke dikwijls uit eene daad voortvloeit, die even goed een tegenovergesteld gevolg, d. i. verlies kon gehad hebben. Dit woord is vooral in concrete beteekenis in gebruik, terwijl voordeel, baat, nut, gewin even goed in abstracten zin gebezigd worden. Baten wordt gebruikt voor geldelijke voordeelen, winsten. Onder nut verstaat men datgene, wat ons genot vermeerdert, wat ons dienstig is, en waaruit wij voordeel kunnen trekken. Gij hebt uit mijne lessen niet veel voordeel getrokken. De voordeelen, door de belegeraars tot hiertoe behaald, zijn niet groot. De zieke heeft bij dit geneesmiddel weinig baat gevonden. Maak u zijn voorbeeld ten nutte. Ik heb honderd gulden winst gehad.

in Woordenboek der Nederduitsche synonimen (1821), band 1, blz. 186:

in Woordenboek der Nederduitsche synonimen (1821), band 2, blz. 489:

in Nederduitsche synonymen (1836), band 1, blz. 379:

in de lijst met antoniemen (woorden met een tegengestelde betekenis):

nut
onnut

woorden met een verwante vorm:

bijvoeglijk naamwoord

zie ook:

bij andere sites:

synoniemen-sites:
algemene woordenboeken:
oorsprong:
zinsverband en voorbeeldzinnen:
vertalen:
naar het
overige:

debug info: 0.0038 c