oneerlijk

als trefwoord met bijbehorende synoniemen:

oneerlijk (bn) :
onzuiver, vals, onterecht, leugenachtig, bedrieglijk, verdorven, onoprecht, slinks, unfair
oneerlijk (bn) :
corrupt, omkoopbaar

als synoniem van een ander trefwoord:

gemeen (bn) :
slecht, smerig, geniepig, oneerlijk, min, akelig, laag, vuil, doortrapt, wreed, vals, schofterig, verachtelijk, boosaardig, verraderlijk, honds, vinnig, laaghartig, onedel, trouweloos, vilein, ploertig, vuig, kwetsend, ploerterig, schurkachtig, krenkend, laag-bij-de-gronds, snood, fielterig
vals (bn) :
gemeen, onbetrouwbaar, smerig, geniepig, oneerlijk, kwaadaardig, gluiperig, sluw, leugenachtig, boosaardig, bedrieglijk, listig, huichelachtig, verraderlijk, geveinsd, slinks, trouweloos, punisch, dubbeltongig, gelogen, genieperig, voorgewend, perfide, arglistig
bedrieglijk (bn) :
loos, onbetrouwbaar, oneerlijk, vals, misleidend, leugenachtig, listig, frauduleus, verneukeratief, sofistisch, schoonschijnend, bedriegend, illusoir
gluiperig (bn) :
gemeen, geniepig, oneerlijk, vals, achterbaks, stiekem, huichelachtig, dubbelhartig, gluipend, genieperig, gluips
vuil (bn) :
gemeen, oneerlijk, min, laag, vals, bedorven, hatelijk, kwaad, nijdig, boosaardig, laaghartig
arglistig (bn) :
gemeen, geniepig, oneerlijk, doortrapt, vals, boosaardig, slinks, malicieus, insidieus
trouweloos (bn) :
gemeen, oneerlijk, vals, verraderlijk, infaam, Punisch, perfide
onoprecht (bn) :
oneerlijk, geveinsd, onwaarachtig, gehuicheld, deloyaal
corrupt (bn) :
rot, onbetrouwbaar, oneerlijk, verdorven, omkoopbaar
smerig (bn) :
gemeen, oneerlijk, vals, corrupt, dubieus, onguur
loens (bn) :
onbetrouwbaar, onzuiver, oneerlijk, vals
deloyaal (bn) :
oneerlijk, onoprecht, woordbreukig
onrechtvaardig (bn) :
onredelijk, oneerlijk, onbillijk

woordverbanden van ‘oneerlijk’ grafisch weergegeven

in Charivarius' Een Ander Woord (1945):

in het Handwoordenboek van Nederlandsche Synoniemen (1908):

eerloos, oneerlijk

Oneerlijk is hij, die (hetzij in een enkel geval, hetzij in den regel), zoowel in eigenlijken als in figuurlijken zin, niet iedereen geeft wat hem rechtens toekomt; dus ook hij, die anders zegt, dan hij het meent. Eerloos is hij, die door slecht gedrag zijne eer verloren heeft. Iemand eerloos verklaren. Oneerlijkheid kan leiden tot eerloosheid.

in Woordenboek der Nederduitsche synonimen (1821), band 2, blz. 413:

eerloos, oneerlijk

in Woordenboek der Nederduitsche synonimen (1821), band 3, blz. 34:

oneerlijk, eerloos

in de lijst met antoniemen (woorden met een tegengestelde betekenis):

oneerlijk
eerlijk

woorden met een verwante vorm:

zelfstandig naamwoord

bij andere sites:

synoniemen-sites:
algemene woordenboeken:
oorsprong:
zinsverband en voorbeeldzinnen:
vertalen:
naar het
overige:

debug info: 0.0041 c