ruiterlijk

als woordenboektrefwoord:

ruiterlijk:
bn. bw. (-er, -st), openhartig , oprecht; ongedwongen.

als trefwoord met bijbehorende synoniemen: niet gevonden.

als synoniem van een ander trefwoord:

ongedwongen (bn) :
vloeiend, natuurlijk, los, spontaan, gemakkelijk, eerlijk, volmondig, vlot, losjes, onbevangen, vrijmoedig, nonchalant, ongegeneerd, frank, frank en vrij, onverbloemd, onomwonden, gemeenzaam, ruiterlijk, onverholen, sans gêne, ongemaakt, ongekunsteld, onbeschroomd, familiaar
oprecht (bn) :
open, eerlijk, rondborstig, openhartig, welgemeend, serieus, loyaal, vierkant, hartelijk, ronduit, rechtuit, gemeend, innig, eerzaam, hartgrondig, rechtschapen, ruiterlijk, waarheidlievend, ongeveinsd
eerlijk (bn) :
eenvoudig, onbedekt, zuiver, volmondig, vrijmoedig, openlijk, ronduit, rechtuit, frank en vrij, frank, onverbloemd, onomwonden, ruiterlijk, onverholen, ongeveinsd
rondborstig (bn) :
vrij, oprecht, duidelijk, royaal, openhartig, vrijmoedig, onomwonden, ruiterlijk, vrank
rond (bn) :
oprecht, eerlijk, openhartig, gul, ruiterlijk
ridderlijk (bn) :
openlijk, ronduit, ruiterlijk

woordverbanden van ‘ruiterlijk’ grafisch weergegeven

in Charivarius' Een Ander Woord (1945):

in het Handwoordenboek van Nederlandsche Synoniemen (1908):

ruiterlijk, ridderlijk

Beide worden meest als bijwoord gebruikt met de beteekenis van vrij, openhartig, ongedwongen, bij werkwoorden, die schuld belijden of iets moeilijks zeggen te kennen geven. In de beteekenis is in dezen geen verschil. Zie ook bij oprecht. Eenigszins anders is het gesteld, wanneer beide woorden niet in dergelijke zinsverbinding voorkomen of tegenover elkander gesteld worden. Men denkt dan bij ridderlijk aan de edelmoedigheid en eerlijke openhartigheid, die den goeden ridder eigen moesten zijn, bij ruiterlijk meer aan het ruwe maar ronde, dat den ouden ruiter kenmerkte. Zich ridderlijk gedragen; ridderlijk strijden; eene ruiterlijke bekentenis.

in Keur van Nederlandsche Synoniemen (1922):

ruiterlijk, ridderlijk

Openhartig.

Ridderlijk doet denken aan de edelmoedigheid, welke den ridder eigen was en die zijn eer het hoogste stelde. Zoodra hij bemerkte, dat hij zijn vriend ten onrechte, beschuldigd had, heeft hij ridderlijk zijn beschuldiging teruggenomen.

Ruiterlijk heeft meer de bijbeteekenis van ruw, maar oprecht, zooals de oude ruiters waren, die meer den onverschrokken moed hoog hielden dan de fijne ridderlijke beleefdheidsvormen. De oude tuinman kwam. er bij den graaf ruiterlijk voor uit, hoe hij over hem dacht, (Het was den graaf misschien minder aangenaam zulk een openhartig oordeel over zijn eigen karakter te hooren, maar dat oordeel was toch oprecht gemeend en bevatte niets dan waarheid.)

bij andere sites:

synoniemen-sites:
algemene woordenboeken:
oorsprong:
zinsverband en voorbeeldzinnen:
vertalen:
naar het
overige:

debug info: 0.0041 c