smeren

als woordenboektrefwoord:

smeren:
(gesmeerd), met vet bestrijken.

als trefwoord met bijbehorende synoniemen:

smeren (ww) :
inwrijven, strijken, invetten, insmeren, besmeren, oliën
smeren (ww) :
knoeien, morsen, kliederen, kladden
smeren (ww) :
verdwijnen, weglopen, 'm smeren
smeren (ww) :
uitsmeren, besmeren
smeren (ww) :
beboteren

als synoniem van een ander trefwoord:

bekladden (ww) :
vervuilen, smeren, vlekken, besmeuren, bevuilen, aantasten, besmeren, bevlekken, belasteren, volsmeren, bemorsen
morsen (ww) :
smeren, storten, klassen, knoeien, kliederen, kladderen, kladden, kledderen, plodderen, smossen
kladden (ww) :
smeren, vlekken, vlakken, knoeien, morsen, kliederen, klodderen
strijken (ww) :
smeren, streken, vegen, vagen
kliederen (ww) :
smeren

woordverbanden van ‘smeren’ grafisch weergegeven

in Charivarius' Een Ander Woord (1945):

in Nederduitsche synonymen (1836), band 2, blz. 227:

woorden met een verwante vorm:

werkwoord
bijvoeglijk naamwoord
zelfstandig naamwoord

zie ook:

bij andere sites:

synoniemen-sites:
algemene woordenboeken:
oorsprong:
zinsverband en voorbeeldzinnen:
vertalen:
naar het
overige:

debug info: 0.0025 c