suf

als woordenboektrefwoord:

suf:

bn. bw. (-fer, -st), verstompt; onnozel.

als trefwoord met bijbehorende synoniemen:

suf (bn) :

dromerig, duizelig, verward, versuft, loom, soezerig, sufferig, dodderig, verduft

suf (bn) :

stom, traag, dom, sloom, onnozel

suf (bn) :

braaf, saai

als synoniem van een ander trefwoord:

dom (bn) :

simpel, stom, onverstandig, suf, onzinnig, kortzichtig, onnozel, onwetend, onbenullig, onbezonnen, stompzinnig, hardleers, stupide, ezelachtig, geesteloos, verstandeloos, bête, uilig

mat (bn) :

suf, lusteloos, stil, flauw, zwak, krachteloos, slap, gedrukt, doods, futloos, levenloos, duf, uitgedoofd, loom, bloedeloos, gezapig, fleps

onnozel (bn) :

kinderachtig, simpel, suf, groen, naïef, dom, schaapachtig, halfzacht, sullig, argeloos, imbeciel, lichtgelovig, schlemielig, bête, nes

traag (bn) :

lui, suf, sloom, passief, slepend, langzaam, laks, lamlendig, log, loom, vadsig, lijzig, flegmatiek, inert, indolent, traagzaam

sloom (bn) :

lui, kalm, traag, suf, onverschillig, saai, vervelend, slap, langzaam, laks, lijzig

loom (bn) :

slaperig, maf, traag, suf, mat, laf, slap, langzaam, futloos, log, pafferig, paf

verward (bn) :

overstuur, suf, ontdaan, beduusd, confuus, warhoofdig, in de war

stom (bn) :

dwaas, suf, idioot, dom, achterlijk, onnozel, stompzinnig, oenig

dof (bn) :

suf, lusteloos, mat, futloos, duf, uitgedoofd, loom

slaperig (bn) :

suf, sloom, doezelig, gaperig, soezerig, dommelig

doezelig (bn) :

slaperig, suf, vaag, loom, soezerig, vervloeiend

duizelig (bn) :

suf, zweverig, versuft, draaierig, dizzy

daas (bn) :

suf, raar, onwijs, gek

braaf (bn) :

suf

woordverbanden van ‘suf’ grafisch weergegeven

in Charivarius' Een Ander Woord (1945):

in Nederduitsche synonymen (1836), band 1, blz. 78:

in de lijst met antoniemen (woorden met een tegengestelde betekenis):

suf ≠

levendig

woorden met een verwante vorm:

bij andere sites: