trillen

als woordenboektrefwoord:

trillen:
(getrild), beven.

als trefwoord met bijbehorende synoniemen:

trillen (ww) :
beven, bibberen, huiveren, rillen, schudden, sidderen, trembleren, zinderen
trillen (ww) :
oscilleren, vibreren
trillen (ww) :
drillen, lillen
trillen (ww) :
fibrilleren
trillen (ww) :
flakkeren
trillen (ww) :
dreunen

als synoniem van een ander trefwoord:

bewegen (ww) :
aandrijven, gaan, moveren, roeren, tijgen, trillen, verplaatsen, verroeren, verschuiven, verwikken, voortbewegen, zich roeren
dreunen (ww) :
bulderen, daveren, denderen, donderen, knallen, kraken, rommelen, trillen
beven (ww) :
bibberen, haperen, rillen, schudden, sidderen, sidderen van, trillen
huiveren (ww) :
beven, bibberen, rillen, trillen
tintelen (ww) :
trillen, zinderen
fibrilleren (ww) :
trillen

woordverbanden van ‘trillen’ grafisch weergegeven

in Charivarius' Een Ander Woord (1945):

in het Handwoordenboek van Nederlandsche Synoniemen (1908):

In eene golvende beweging zijn. Van eene snelle maar zacht golvende beweging zegt men trillen. De snaar trilt. Waar van eene snelle beweging van het hart sprake is gebruikt men popelen. Beven drukt een hoogeren graad van beweging uit, ja het dient zelfs, om bij levenlooze voorwerpen den allerhoogsten trap er van aan te duiden. Eene aardbeving. Bij levende wezens, waar de sterkste beweging door innerlijke aandoening veroorzaakt wordt, wordt hevig beven uitgedrukt door sidderen. Sidderen van angst, van schrik. Bibberen is een herhaald beven of trillen ten gevolge eener tijdelijke vermindering der dierlijke warmte; rillen kan hetzelfde uitdrukken als bibberen, maar hieraan is minder de gedachte van herhaling eigen; bovendien kan het gebruikt worden van trillen tengevolge van eene gemoedsaandoening, als b.v. afgrijzen. Het kan, evenals bibberen en sidderen, slechts van levende wezens gebezigd worden. Van koude rillen. Men rilde er van. Bibberen van koude.

Ten gevolge van een schok in eene sterk golvende beweging verkeeren. Bij schudden is de beweging sneller en meer zichtbaar dan bij de beide andere woorden. De olifant schudt zijne ooren, dat zij klappen. De wind doet de hoornen schudden. Bij dreunen en daveren gaat de beweging gepaard met een sterk geluid. Bij daveren is het geluid klinkender, helderder dan bij dreunen. Het huis dreunt, het gebergte davert van een zwaren donderslag. Hij sloeg er op, dat het zoo daverde; een daverende jubelkreet. Van eene zeer lichte beweging met kortere golving kan men trillen gebruiken. Het trillen eener stemvork.

in Keur van Nederlandsche Synoniemen (1922):

In een snel golvende beweging zijn.

Trillen is de zwakste aanwijzing voor dit begrip: de snaar trilt.

Beven is sterker en bij levenlooze voorwerpen zelfs de hoogste graad van golvende beweging. Zijn hand beefde van aandoening. De aarde beeft.

Sidderen wordt alleen van levende wezens gezegd en is sterker dan beven; het wijst vooral op een hevige innerlijke aandoening. Hij sidderde van angst.

Rillen is een trillen, veroorzaakt door verlaging der lichaamstemperatuur: hij rilde van kou; het wordt dus alleen van levende wezens gezegd, evenals bibberen, dat een aanhoudend rillen aanduidt en daarom sterker is. Hij bibberde van de kou. Het behoort meer tot de gewone spreektaal.

in Woordenboek der Nederduitsche synonimen (1821), band 1, blz. 338:

beven, rillen, sidderen, trillen

in Woordenboek der Nederduitsche synonimen (1821), band 2, blz. 21:

woorden met een verwante vorm:

zelfstandig naamwoord
bijvoeglijk naamwoord

bij andere sites:

synoniemen-sites:
algemene woordenboeken:
oorsprong:
zinsverband en voorbeeldzinnen:
vertalen:
naar het
overige:

debug info: 0.0036 c