vervangen

als trefwoord met bijbehorende synoniemen:

vervangen (ww) :
aflossen, omruilen, afwisselen, vernieuwen, verwisselen, verversen, verruilen, substitueren, remplaceren, onderschuiven
vervangen (ww) :
overnemen, invallen voor, waarnemen voor, inspringen voor
vervangen (ww) :
vergoeden

als synoniem van een ander trefwoord:

waarnemen (ww) :
uitvoeren, aflossen, overnemen, invallen, bekleden, invallen voor, vervangen, vervullen, inspringen voor, inspringen
verwisselen (ww) :
veranderen, omruilen, afwisselen, vernieuwen, vervangen, wisselen, ruilen, verruilen, changeren, permuteren
ruilen (ww) :
inwisselen, uitwisselen, vervangen, omzetten, verwisselen, omwisselen
verversen (ww) :
verschonen, vernieuwen, vervangen
vernieuwen (ww) :
omruilen, vervangen, verwisselen
representeren (ww) :
vervangen, vertegenwoordigen
invallen (ww) :
meespelen, vervangen
veranderen (ww) :
vervangen, verruilen
inspringen (ww) :
invallen, vervangen
aflossen (ww) :
vervangen
recupereren (ww) :
vervangen

woordverbanden van ‘vervangen’ grafisch weergegeven

in Charivarius' Een Ander Woord (1945):

in het Handwoordenboek van Nederlandsche Synoniemen (1908):

aflossen, vervangen

Vervangen is in iemands plaats treden en voor hem handelen, of iemand in de plaats van een ander stellen; aflossen is iemand, die met zekere taak belast is, daarvan losmaken en deze zelf overnemen, of aan een ander opdragen. Aflossen ter onderscheiding van vervangen onderstelt altijd, dat. de taak bij beurten vervuld wordt, terwijl hij, die een ander aflost, zelf in diens plaats treedt of een ander in diens plaats kan stellen. „Wil ik je nu niet reis aflossen, mijn lieve galeislaven?'' vroeg Dolf ons met hartelijkheid, nadat we een goed half uur geroeid hadden. De Referendaris moest nu den Secretaris Generaal vervangen. De oneerlijke portier werd weggezonden, en vervangen door een oud, maar eerlijk man. De wacht lostte den schildwacht af.

Voor een persoon of eene zaak een ander persoon of eene andere zaak in de plaats stellen. Vervangen drukt dit in het algemeen uit. Met afwisselen is dikwijls het bijdenkbeeld verbonden, dat het vervangen bij beurtwisseling geschiedt, zoodat nu eens de een, dan weer de ander optreedt; de matrozen wisselden elkander aan de pompen af; maar ook zijne uitdrukkingen afwisselen, zijne spijzen afwisselen. Terwijl onder afwisselen verstaan wordt tijdelijk vervangen ten einde uitputting van kracht of eentonigheid te voorkomen, nu eens dit nu eens dat gebruiken, heeft verwisselen een meer blijvend vervangen op het oog. Hij verwisselde zijn rok tegen eene huisjas. De beide stationschefs moeten van plaats verwisselen. Zie ook aflossen en verruilen.

in Woordenboek der Nederduitsche synonimen (1821), band 1, blz. 124:

aflossen, verpozen, vervangen

in Nederduitsche synonymen (1836), band 2, blz. 5:

woorden met een verwante vorm:

werkwoord
zelfstandig naamwoord

bij andere sites:

in het Verwarwoordenboek van Jan Renkema:
synoniemen-sites:
algemene woordenboeken:
oorsprong:
zinsverband en voorbeeldzinnen:
vertalen:
naar het
overige:

debug info: 0.003 c