vieren

als woordenboektrefwoord:

vieren:
(gevierd), feestelijk doorbrengen; eer bewijzen aan.
vieren:
(gevierd), een touw vieren, laten uitlopen ; de teugel vieren, niet strak aanhalen.

als trefwoord met bijbehorende synoniemen:

vieren (ww) :
loslaten, botvieren, uitpalmen, de vrije loop laten, de vrije hand geven, uitvieren
vieren (ww) :
herdenken, huldigen, vertroetelen, gedenken, eren, roemen, celebreren, fêteren
vieren (ww) :
feesten, feestvieren, fuiven
vieren (ww) :
houden, organiseren, geven

als synoniem van een ander trefwoord:

huldigen (ww) :
vieren, eren, inhuldigen, bejubelen, fêteren
houden (ww) :
organiseren, geven, beleggen, vieren
celebreren (ww) :
vieren, gedenken, inzegenen
slaken (ww) :
ontbinden, losmaken, vieren
herdenken (ww) :
vieren, gedenken, eren
heiligen (ww) :
vieren, eren
schieten (ww) :
vieren, gaan

woordverbanden van ‘vieren’ grafisch weergegeven

in Charivarius' Een Ander Woord (1945):

vieren:
loslaten
vieren:
vereren

woorden met een verwante vorm:

werkwoord
zelfstandig naamwoord

zie ook:

bij andere sites:

synoniemen-sites:
algemene woordenboeken:
oorsprong:
woordcombinaties:
zinsverband en voorbeeldzinnen:
vertalen:
naar het
overige:

debug info: 0.0082 c