waaien

als woordenboektrefwoord:

waaien:
(waaide, ook : woei, gewaaid).

als trefwoord met bijbehorende synoniemen:

waaien (ww) :
wuiven, zwaaien
waaien (ww) :
stuiven
waaien (ww) :
blazen

als synoniem van een ander trefwoord:

zwaaien (ww) :
schommelen, slingeren, waaien, wiegen, zwieren
stuiven (ww) :
waaien, warrelen, wervelen

woordverbanden van ‘waaien’ grafisch weergegeven

in het Handwoordenboek van Nederlandsche Synoniemen (1908):

blazen, waaien

Blazen beteekent, met meer kracht dan gewoonlijk, door de saamgetrokken lippen adem uitstooten; verder wordt het gebezigd van eiken krachtigen luchtstroom. Hieruit volgt, dat blazen, van den wind gebezigd, alleen mag gezegd worden van een hevigen wind. Het waait hard. De wind blaast mij in het gezicht.

in Woordenboek der Nederduitsche synonimen (1821), band 1, blz. 373:

blazen, waaien

in Nederduitsche synonymen (1836), band 2, blz. 82:

woorden met een verwante vorm:

werkwoord
zelfstandig naamwoord

bij andere sites:

synoniemen-sites:
algemene woordenboeken:
oorsprong:
woordcombinaties:
zinsverband en voorbeeldzinnen:
vertalen:
naar het
overige:

debug info: 0.0025 c