zwerven

als woordenboektrefwoord:

zwerven:
(zwierf, gezworven), omdolen.

als trefwoord met bijbehorende synoniemen:

zwerven (ww) :
trekken, dwalen, rondtrekken, dobberen, zwalken, banjeren, dolen, ronddolen, landlopen, omdolen
zwerven (ww) :
rondhangen

als synoniem van een ander trefwoord:

trekken (ww) :
voeren, wegtrekken, reizen, rondtrekken, gaan, zwerven, toeren, migreren, tiegen, tijgen
dwalen (ww) :
waren, rondlopen, zwerven, zwalken, dolen
dolen (ww) :
dwalen, rondzwerven, zwerven, zwalken
zwalken (ww) :
dwalen, zwerven, ronddolen
slieren (ww) :
rondlopen, zwerven
landlopen (ww) :
zwerven, schooien
schooien (ww) :
bedelen, zwerven

woordverbanden van ‘zwerven’ grafisch weergegeven

in Charivarius' Een Ander Woord (1945):

in het Handwoordenboek van Nederlandsche Synoniemen (1908):

zwerven, dolen, dwalen

Her- en derwaarts gaan, trekken. Bij dwalen geschiedt dit, omdat men den weg, die naar het doel voert, verloren heeft; bij dolen, omdat men zonder doel rondtrekt of het spoor geheel bijster is geworden; bij zwerven, omdat men geen bepaald tehuis heeft. Dolen wordt weinig meer gebruikt, enkele malen in figuurlijken zin voor van het rechte pad afgedwaald zijn. De oude beteekenis is nog bewaard in enkele oudere uitdrukkingen z. a. een dolend ridder. De verdoolde schapen der kudde worden door den goeden herder terecht gebracht. De vluchteling zwierf lang in de duinen rond, voor hij een schipper vond, die hem over het kanaal bracht.

Geen rusteloos zwerven en smachten
Is
't leven: een Doel licht ons voor;
En worstlende winnen wij krachten,
En dwalende vinden wij 't spoor!

in Keur van Nederlandsche Synoniemen (1922):

zwerven, dolen, dwalen

Heen en weer gaan of trekken.

Dwalen duidt aan, dat men den rechten weg, die naar het doel voert, verlaten heeft, hetzij uit onkunde, hetzij uit achteloosheid (vergissing); in den regel zal men dan trachten het juiste pad terug te vinden Toen ik in het bosch van u afscheid genomen had, was ik den weg vergeten en heb langen tijd gedwaald. Figuurlijk betee-kent dwalen: zonder het te weten een verkeerde meening hebben, iets verkeerd doen: hij dwaalt, als hij mij denkt te kunnen vleien.

Dolen wijst aan, dat men geheel zonder doel rondtrekt, zooals bijv. de dolende ridders van voorheen, of dat men zóózeer is verdwaald, dat de goede weg onmogelijk weer te vinden is. Men loopt nu eens hierheen, dan weer daarheen. Het is dus sterker dan dwalen. Wacht u voor een dolenden gids.

Zwerven wijst een heen en weer trekken aan, waarbij men niet lang op dezelfde plaats blijft, gewoonlijk als gevolg van de omstandigheid, dat men geen vaste woonstede heeft. Een zwervende volksstam. Door de bosschen te zwerven is een genot. (In dezen zin gebruikt men ook wel dwalen, maar dit is minder juist; immers bij dwalen denkt men aan den juisten weg, die men kwijt is, welke bijgedachte in zwerven niet ligt opgesloten.)

in Woordenboek der Nederduitsche synonimen (1821), band 3, blz. 387:

zwerven, dolen

woorden met een verwante vorm:

werkwoord
zelfstandig naamwoord

bij andere sites:

synoniemen-sites:
algemene woordenboeken:
oorsprong:
woordcombinaties:
zinsverband en voorbeeldzinnen:
vertalen:
naar het
overige:

debug info: 0.0034 c