aanstoken

als trefwoord met bijbehorende synoniemen:

aanstoken (ww) :
opjagen, aanmoedigen, prikkelen, aansporen, drijven, stimuleren, ophitsen, opstoken, opzwepen, opruien, aanvuren, opporren, hitsen, voortdrijven, verhaasten, pramen, aanhitsen
aanstoken (ww) :
voeden, verwekken, aanwakkeren, oprakelen, aanblazen, oppoken

als synoniem van een ander trefwoord:

aanzetten (ww) :
opwekken, oproepen, uitnodigen, aanmoedigen, inspireren, bemoedigen, prikkelen, manen, aansporen, drijven, bewegen, aanjagen, aandrijven, stimuleren, aanwakkeren, ophitsen, ingeven, opstoken, aanmanen, opzwepen, jachten, pushen, opruien, aanvuren, opporren, nopen, aanporren, verhaasten, instigeren, aanstoken, pramen, aanhitsen
aanvuren (ww) :
opwekken, opjagen, aanmoedigen, prikkelen, aansporen, drijven, bezielen, aanzetten, stimuleren, aanwakkeren, ophitsen, opzwepen, opporren, voortdrijven, verhaasten, aanstoken, pramen, aanhitsen
aansporen (ww) :
opwekken, opjagen, aanmoedigen, prikkelen, drijven, aanzetten, stimuleren, aanwakkeren, ophitsen, opzwepen, aanvuren, opporren, voortdrijven, verhaasten, aanstoken, pramen, aanhitsen
aanwakkeren (ww) :
aanmoedigen, prikkelen, drijven, activeren, aanzetten, stimuleren, ophitsen, aanzwengelen, opzwepen, aanvuren, opporren, verhaasten, aanstoken, pramen, aanhitsen
verwekken (ww) :
uitlokken, opwekken, voortbrengen, scheppen, kweken, veroorzaken, genereren, teweegbrengen, aankweken, aanstoken

woordverbanden van ‘aanstoken’ grafisch weergegeven

in Charivarius' Een Ander Woord (1945):

in het Handwoordenboek van Nederlandsche Synoniemen (1908):

Figuurlijke uitdrukkingen, waardoor de aandrang van buiten op iemand wordt aangeduid, om hem tot sneller of krachtiger handelen te bewegen. Aansporen en opwekken geven het algemeene begrip te kennen. Zij drukken de wijze, waarop de wil bewerkt wordt, niet uit. Het eerste onderstelt eene bestaande neiging tot handelen, terwijl bij het tweede de wil nog in rust gedacht wordt. Aanzetten drukt deze werking het zwakst uit, aandrijven sterker, aanhitsen is eigenlijk iemand fel op iets maken, zijne vurige begeerte aanwakkeren. Met aanvuren drukt dit het sterkst het grondbegrip uit: de paarden aanzetten, aandrijven; iemands ijver aanvuren. Tusschen iemand aanzetten en iemand tot iets aanzetten bestaat dit onderscheid, dat het eerste opwekking van den ijver, het laatste eene opwekking om iets bepaalds te verrichten, te kennen geeft. Met aanjagen, aanprikkelen, aanporren, aansporen vereenigt zich het denkbeeld van eene meer herhaalde aandrijving; aansporen wordt doorgaans in goeden zin gebruikt, en onderstelt, dat er reeds eenige neiging ten goede aanwezig is. Aanstoken wordt bijna uitsluitend in kwaden zin gebruikt: het vuur der tweedracht aanstoken; met een persoon tot voorwerp wordt het dikwijls, doch minder juist gebezigd: iemand tot verzet aanstoken; aanvuren daarentegen dient om den smeulenden ijver te doen ontsteken tot een blakenden gloed. Hetzelfde geldt van aanwakkeren. Aanprikkelen wordt bij voorkeur aangewend om eene werking op de eerzucht, den hartstocht, enz. aan te duiden. De toejuiching, welke hem ten deel viel, prikkelde hem aan om nieuwe eer te bejagen. Wordt aanzetten gebruik met tot of om te, doch tot iets anders dan het werk waartoe men verplicht is, dan krijgt het de beteekenis van aanstoken, doch met minder kracht. Aan opruien en opstoken is eigen de bijbeteekenis van door woorden opwekken tot kwaad doen. Bij opruien laat men in het midden of deze opwekking tot veel of weinig personen gericht is; opstoken onderstelt meer dat de opwekking in het geheim geschiedt en dientengevolge tot een beperkt aantal personen.

in Woordenboek der Nederduitsche synonimen (1821), band 1, blz. 25:

woorden met een verwante vorm:

werkwoord
zelfstandig naamwoord

bij andere sites:

synoniemen-sites:
algemene woordenboeken:
oorsprong:
zinsverband en voorbeeldzinnen:
vertalen:
naar het
overige:

debug info: 0.0027 c