pips

als woordenboektrefwoord:

pips:
bn. bw. (-er, meest -), ziekelijk, bleek: er pips uitzien.

als trefwoord met bijbehorende synoniemen:

pips (zn) :
bleekjes, zwakjes
pips (bn) :
betrokken, lusteloos, mat, bleek, witjes, flets

als synoniem van een ander trefwoord:

flets (bn) :
bleekjes, mat, ongezond, flauw, zwak, bleek, slap, witjes, dof, verlept, pips, wee, iel, vaal, wit weggetrokken, verschoten, fleps, zwemmerig
bleek (bn) :
betrokken, licht, kleurloos, flauw, wit, zwak, witjes, dof, pips, bescheten, flets, vaal, witachtig, verschoten, fleps
slecht (bn) :
beroerd, ziek, belabberd, ongezond, zwak, mager, pips

woordverbanden van ‘pips’ grafisch weergegeven

in Charivarius' Een Ander Woord (1945):

in de lijst met antoniemen (woorden met een tegengestelde betekenis):

pips
blakend

bij andere sites:

synoniemen-sites:
algemene woordenboeken:
oorsprong:
zinsverband en voorbeeldzinnen:
vertalen:
naar het
overige:

debug info: 0.0042 c