regel

als woordenboektrefwoord:

regel:
m. (-en, -s), liniaal ; voorschrift: gewoonte.

als trefwoord met bijbehorende synoniemen:

regel (zn) :
gebruik, voorschrift, norm, gewoonte, procedure, gebod, verordening, wet, conventie, reglement, canon, richtsnoer
regel (zn) :
meetlat, liniaal
regel (zn) :
lijn, linie
regel (zn) :
zin

als synoniem van een ander trefwoord:

voorschrift (zn) :
besluit, bepaling, regel, richtlijn, regeling, bevel, voorwaarde, gebod, verordening, protocol, beding, statuut, reglement, prescriptie, ordonnantie, decreet, injunctie, lastgeving, regelgeving, precept
norm (zn) :
schaal, gedragsregel, regel, regelmaat, maat, graadmeter, standaard, orde, criterium, maatstaf, normering, richtsnoer, toetssteen, norma, gedragslijn
gewoonte (zn) :
mos, traditie, gebruik, praktijk, aard, manier, regel, wijs, conventie, overlevering, zede, habitus, usus, landaard, usance, usantie, geplogenheid
gebruik (zn) :
mos, traditie, manier, gewoonte, regel, zede, vogue, usus, gebruikelijkheid, usance, usantie, geplogenheid
procedure (zn) :
gang, gang van zaken, methode, regel, doen en laten, werkwijze, receptuur, procédé
menstruatie (zn) :
regels, regel, opoe, maandstonden, ongesteldheid, menses, maandbloeding
conventie (zn) :
omgangsvorm, gebruik, gewoonte, regel, formaliteit, mores, usance
richtsnoer (zn) :
voorschrift, norm, regel, richtlijn, criterium
tucht (zn) :
dwang, regel, discipline, orde, gebondenheid
canon (zn) :
norm, regel, wet, maatstaf, richtsnoer
zin (zn) :
regel, zinsnede, volzin, frase
lijn (zn) :
regel, richtlijn

woordverbanden van ‘regel’ grafisch weergegeven

in Charivarius' Een Ander Woord (1945):

in het Handwoordenboek van Nederlandsche Synoniemen (1908):

Regel in overdrachtelijke beteekenis is een algemeen voorschrift, waarvan men in het belang van eene goede orde, enz. niet mag afwijken: taalregel, leefregel, de regel eener geestelijke orde. Stelregel is een aan de praktijk ontleende regel, dien men zich zelf stelt, om er bij voorkomende gelegenheden zijn gedrag naar in te richten. Beginselen zijn de grondslagen, en in zedelijken zin de vrucht van waarheidsliefde en nadenken, die eene innerlijke noodzakelijkheid ons dwingt ten grondslag te leggen aan al ons doen en laten. Beginsel wordt thans in de spreektaal door principe verdrongen. Mijn stelregel is nooit twee dingen te gelijk te doen. Een man van beginselen weet desnoods alleen te staan.

in Woordenboek der Nederduitsche synonimen (1821), band 3, blz. 121:

in Nederduitsche synonymen (1836), band 2, blz. 173:

woorden met een verwante vorm:

zelfstandig naamwoord
werkwoord

zie ook:

bij andere sites:

in het Verwarwoordenboek van Jan Renkema:
synoniemen-sites:
algemene woordenboeken:
oorsprong:
zinsverband en voorbeeldzinnen:
vertalen:
naar het
overige:

debug info: 0.0038 c