gehecht

als woordenboektrefwoord:

gehecht:
bn. (-er, -st), verbonden aan ; getrouw.

als trefwoord met bijbehorende synoniemen:

gehecht (bn) :
verbonden, verslingerd, aanhankelijk, toegedaan, verknocht, gebakken
gehecht (bn) :
vastgemaakt
gehecht (bn) :
verkleefd
gehecht (bn) :
genaaid

als synoniem van een ander trefwoord:

aanhankelijk (bn) :
trouw, plakkerig, gehecht, toegewijd, liefdevol, toegedaan, aanhalig, verknocht, vleierig, toegenegen, liefhebbend
trouw (bn) :
standvastig, gehecht, toegewijd, loyaal, toegedaan, bestendig, getrouw, trouwhartig, fideel, trouwelijk
verknocht (bn) :
gehecht

woordverbanden van ‘gehecht’ grafisch weergegeven

in Charivarius' Een Ander Woord (1945):

in Keur van Nederlandsche Synoniemen (1922):

Door liefde of genegenheid aan een ander verbonden.

Gehecht heeft de meest algemeene beteekenis en drukt het gevoel van genegenheid niet zoo sterk als de beide andere woorden uit; het zegt alleen, dat men niet gaarne gescheiden zou worden van den persoon of de zaak, waaraan men gehecht is, daar die scheiding een smartelijk gevoel zou doen ontstaan. Deze jongen is zeer aan zijn onderwijzer gehecht; de hond is aan zijn meester gehecht, en omgekeerd: de meester is aan zijn hond gehecht.

Verkleefd wijst aan, dat er een engere band bestaat, voornamelijk van onwankelbare trouw, waarmede men zijn meerdere aanhangt. Het volk gevoelde zich verkleefd aan den vorst.

Verknocht drukt hetzelfde begrip als verkleefd uit, maar met de bijgedachte, dat de band van trouw of genegenheid nog inniger is, zoodat hij niet kan verbroken worden. Het Nederlandsche volk gevoelt zich aan het Huis van Oranje verknocht.

in Woordenboek der Nederduitsche synonimen (1821), band 1, blz. 292:

woorden met een verwante vorm:

zelfstandig naamwoord
werkwoord

zie ook:

bij andere sites:

synoniemen-sites:
algemene woordenboeken:
oorsprong:
zinsverband en voorbeeldzinnen:
vertalen:
naar het
overige:

debug info: 0.0024 c