houwen

als woordenboektrefwoord:

houwen:
(hieuw, gehouwen), hakken ; vellen ; houwend bewerken.

als trefwoord met bijbehorende synoniemen:

houwen (ww) :
afslaan, omhakken, afhakken, omkappen
houwen (ww) :
slaan, hakken, vellen, uithouwen
houwen (ww) :
beitelen, uithouwen

als synoniem van een ander trefwoord:

slaan (ww) :
treffen, knallen, uithalen, stoten, vechten, stompen, meppen, mishandelen, rammen, raken, timmeren, smakken, klappen geven, beuken, straffen, hameren, stampen, neuken, knuppelen, turven, hengsten, afranselen, afrossen, kwakken, ranselen, kastijden, keilen, geselen, houwen, kleunen, petsen, op de broek geven, pekken, rammeien
hakken (ww) :
kappen, uithakken, beitelen, afhakken, kerven, inkepen, houwen

woordverbanden van ‘houwen’ grafisch weergegeven

in Charivarius' Een Ander Woord (1945):

in het Handwoordenboek van Nederlandsche Synoniemen (1908):

hakken, houwen, kappen

Hakken en houwen verschillen daarin, dat het eerste eenvoudig ten doel heeft een voorwerp in zekere deelen te verdeelen, terwijl houteen geschiedt om aan een of ander voorwerp bovendien eene bepaalde gedaante te geven. Bijv. hout hakken, koek hakken, daarentegen steenhouwen. Verg. een houthakker met een steen-, en vleeschhouwer. Kappen beteekent eigenlijk: enkele deelen afscheiden; bij uitbreiding: omhakken, vellen, enz., een boom kappen, een mast, een kabel kappen.

in Woordenboek der Nederduitsche synonimen (1821), band 2, blz. 232:

hakken, houwen, happen

in Woordenboek der Nederduitsche synonimen (1821), band 3, blz. 169:

snijden, houwen, steken

woorden met een verwante vorm:

werkwoord
zelfstandig naamwoord

bij andere sites:

synoniemen-sites:
algemene woordenboeken:
oorsprong:
zinsverband en voorbeeldzinnen:
vertalen:
naar het
overige:

debug info: 0.0028 c