park

als woordenboektrefwoord:

park:
o. (-en), grote wandeltuin; artilleriepark, opslagplaats voor het geschut en toebehoren.

als trefwoord met bijbehorende synoniemen: niet gevonden.

als synoniem van een ander trefwoord:

plantsoen (zn) :
aanleg, hof, park, parkje

woordverbanden van ‘park’ grafisch weergegeven

in het Handwoordenboek van Nederlandsche Synoniemen (1908):

Tuin is in het algemeen elk omsloten stuk grond (vgl. bij haag); allengs heeft het de beteekenis van bloemhof, lusthof gekregen. Hof had dezelfde beteekenis, doch is thans meest in gebruik voor de plek, waar de moesgroenten geteeld worden. Wordt tuin in deze beteekenis gebruikt, dan moet er een bepalend woord voorgevoegd: moestuin, groentetuin, de slatuintjes; hof komt in de eerste beteekenis nog voor in lusthof, bloemhof. Oudtijds had gaarde dezelfde beteekenis als tuin, en nog in dichterlijke taal en in het dialect hiervoor in gebruik. Het oudere woord warande, eigenlijk een park, waarin gejaagd wordt, dat bij Vondel (warande der dieren) en ook later nog als lustwarand enz. bij dichters voorkomt, is thans geheel verdwenen. Rark voor lusthof, is in deze beteekenis aan het Fransch ontleend en beteekende oorspronkelijk, evenals tuin, eene omheinde plek grond; in hertenpark , hoenderpark e. a. heeft het nog eenigszins de oude beteekenis bewaard. Thans wordt het gewoonlijk gezegd van een tuin van zeer grooten omvang en sierlijken aanleg.

woorden met een verwante vorm:

zelfstandig naamwoord

bij andere sites:

synoniemen-sites:
algemene woordenboeken:
oorsprong:
zinsverband en voorbeeldzinnen:
vertalen:
naar het
overige:

debug info: 0.0024 c