als trefwoord met bijbehorende synoniemen:
als synoniem van een ander trefwoord:
woordverbanden van ‘afbreken’ grafisch weergegeven
in Charivarius' Een Ander Woord (1945):
in het Handwoordenboek van Nederlandsche Synoniemen (1908):
Al deze woorden geven het vernietigen te kennen van hetgeen door iemand opgebouwd, tot stand gebracht is. Sloopen heeft de ruimste beteekenis. Het geldt niet alleen van gebouwen, maar ook van roerende goederen, kasten, schepen, enz. Afbreken wordt gebezigd voor het eenigszins geregeld uit elkaar nemen van de doelen van timmer- en metselwerk, onverschillig met welk doel. De kramen worden afgebroken om ze gemakkelijker te verplaatsen. Eene kast wordt gesloopt, als men de deelen zoodanig verbreekt, dat de kast er niet weer uit kan worden samengesteld, maar dat het hout wel weder voor de vervaardiging van iets anders kan dienen. Slechten wordt het meest van metselwerk, bij voorkeur van vestingwerken of aard werk, gebezigd. Er zijn de beide bijdenkbeelden mee verbonden, dat hetgeen weggeruimd wordt, in den weg staat, en dat alles met den grond gelijk gemaakt wordt. Omhalen, omverhalen en omverwerpen worden gebezigd voor het wegruimen van een gebouw van zekere hoogte, en wel in haast en met geweld. De beide eerste geven te kennen, dat de muren naar den persoon toe worden omvergetrokken, het laatste woord dat zij worden omvergestooten in eene richting van den persoon af. Voor het om halen en slechten van gebouwen in den oorlog wordt dikwijls omverwerpen gebezigd. De bevelhebber liet alles buiten het rayon der vesting omverwerpen. De bevelhebber van een leger laat omverwerpen, wat de beweging der troepen belemmert. Bij brand laat men een gebouw omhalen om het vuur in zijn voortgang te stuiten. In figuurlijken zin worden afbreken en omverwerpen gebruikt voor het te niet doen van eene wetenschappelijke stelling, een betoog enz. Afbreken is dan meer het grondig, stuk voor stuk te niet doen van de onderdeelen, en daardoor de geheele redeneering ineen doen storten.
Iets doen ophouden. Met het eerste woord gaat het bijdenkbeeld gepaard, dat het ophouden onverwachts plaats heeft; het veronderstelt veelal de mogelijkheid van voortzetting der werking. Staken geeft soms een overlegd ophouden te kennen. Men breekt onderhandelingen af, maar men staakt eene onderneming, die geene winsten meer oplevert. Ontevreden arbeiders staken het werk om daardoor hunne eischen ingewilligd te zien. Hij brak zijne woorden af. Hij moest zijne rede staken.
in Woordenboek der Nederduitsche synonimen (1821), band 1, blz. 92:
in de lijst met antoniemen (woorden met een tegengestelde betekenis):
woorden met een verwante vorm:
bij andere sites:
debug info: 0.0032 c