dank

als woordenboektrefwoord:

dank:
m. gevoel, betuiging van erkentelijkheid.

als trefwoord met bijbehorende synoniemen:

dank (zn) :
bedankje, dankbetuiging, dankzegging
dank (zn) :
erkentelijkheid, dankbaarheid

als synoniem van een ander trefwoord:

wil (zn) :
dank, genoegen

woordverbanden van ‘dank’ grafisch weergegeven

in het Handwoordenboek van Nederlandsche Synoniemen (1908):

Dank is de uiting door woorden of daden van het gevoel van dankbaarheid, erkentelijkheid, erkentenis of verplichting, door genoten weldaden in ons gewekt. Ik betuig u mijn hartelijken dank. Ergens geen dank van hebben. Ik wil U, o God, mijn dank betalen. De vier andere woorden geven niet de uitdrukking, maar het gevoel zelf weer, dat door genoten weldaden in ons ontstaat. Dankbaarheid en erkentenis zijn edeler dan de twee andere, omdat van deze laatste het denkbeeld van vergelding of loon onafscheidelijk is. Erkentenis is het sterkst; het sluit in zich, dat men diep gevoelt en een klaar besef heeft van den grooten omvang der ontvangen weldaden. Dankbaarheid is minder sterk, doch weer krachtiger dan erkentelijkheid, dat bovendien de bijgedachte van vergelding opwekt. Den weldoener, die van ons geen wederdienst behoeft, wien men zijne weldaden op geenerlei wijze kan vergelden, is men dankbaar, niet erkentelijk. Men gevoelt dankbaarheid, geen erkentelijkheid jegens God. Om dezelfde reden luidt de gewone beleefdheidsformule in het dagelijksch leven: Ik dank u. Geeft erkentelijkheid onze bereidvaardigheid tot wederdienst te kennen, verplichting drukt onze gebondenheid daartoe uit. Mijne verplichting jegens u, als den redder mijns levens, is zoo groot, dat gij in alle omstandigheden op mij kunt rekenen.

in Woordenboek der Nederduitsche synonimen (1821), band 2, blz. 12:

woorden met een verwante vorm:

werkwoord

zie ook:

bij andere sites:

synoniemen-sites:
algemene woordenboeken:
oorsprong:
zinsverband en voorbeeldzinnen:
vertalen:
naar het
overige:

debug info: 0.0024 c