knop

als woordenboektrefwoord:

knop:
m. (-pen), rond lichaam aan 't eind of op de top van een voorwerp ; bloemknop, bladknop.

als trefwoord met bijbehorende synoniemen:

knop (zn) :
handgreep
knop (zn) :
knobbel
knop (zn) :
knoop
knop (zn) :
navel

als synoniem van een ander trefwoord:

uitspruitsel (zn) :
knopje, knop, blad, spruit, blaadje, uitloper, scheut, loot, spruitsel, scheutje, groensel
handvat (zn) :
oor, knop, greep, handgreep, kruk, hecht, klink, grip, heft, steel, hendel, hengsel, gevest
knobbel (zn) :
verdikking, knop, buil, zwelling, bobbel, bult, knor, uitwas, knobbeligheid
oog (zn) :
knop, kiem, vruchtknop, oculus, bladknop
handgreep (zn) :
oor, knop, kruk, handvat, handvatsel
bot (zn) :
knop, uitspruitsel
knoop (zn) :
knop

woordverbanden van ‘knop’ grafisch weergegeven

in Charivarius' Een Ander Woord (1945):

kruk:
dwarsstuk, knop, handvat(sel), zwengel (niet: handel)

woorden met een verwante vorm:

zelfstandig naamwoord

bij andere sites:

synoniemen-sites:
algemene woordenboeken:
oorsprong:
zinsverband en voorbeeldzinnen:
vertalen:
naar het
overige:

debug info: 0.002 c