schuim

als woordenboektrefwoord:

schuim:
o. samenhangende blaasjes.

als trefwoord met bijbehorende synoniemen:

schuim (zn) :
uitschot, tuig, gespuis, gepeupel, rapaille, uitvaagsel
schuim (zn) :
schuimkop, schuimlaag, kookschuim
schuim (zn) :
speeksel, bruis
schuim (zn) :
schuimpje
schuim (zn) :
sop

als synoniem van een ander trefwoord:

schorriemorrie (zn) :
schuim, uitschot, tuig, gespuis, gebroed, schorem, gajes, satansgebroed, schorremorrie, addergebroed, geboefte, plebs, geteisem, rapaille, boeventuig, slangengebroed, tuig van de richel, uitvaagsel, adderengebroed, falderappes
gemeen (zn) :
schuim, gespuis, grauw, gepeupel, schorriemorrie, voetvolk, geboefte, plebs, geteisem, rapaille, goegemeente, de heffe des volks, racaille, janhagel, canaille, crapuul, falderappes
uitschot (zn) :
schuim, tuig, gespuis, gebroed, schorem, gepeupel, gajes, geteisem, rapaille, uitvaagsel, janhagel
grauw (zn) :
massa, schuim, gepeupel, schorremorrie, plebs, janhagel, crapuul
zeep (zn) :
schuim, zeepsop

woordverbanden van ‘schuim’ grafisch weergegeven

in Charivarius' Een Ander Woord (1945):

woorden met een verwante vorm:

zelfstandig naamwoord
werkwoord

bij andere sites:

synoniemen-sites:
algemene woordenboeken:
oorsprong:
zinsverband en voorbeeldzinnen:
vertalen:
naar het
overige:

debug info: 0.0025 c