splijten

als woordenboektrefwoord:

splijten:
(spleet, gespleten), doen vaneenspringen ; barsten.

als trefwoord met bijbehorende synoniemen:

splijten (ww) :
springen, scheuren, barsten, kloven
splijten (ww) :
verscheuren, splitsen, klieven

als synoniem van een ander trefwoord:

scheuren (ww) :
verscheuren, breken, verbreken, kloven, splijten, tornen, inkerven, uiteentrekken, stuktrekken, inscheuren
springen (ww) :
ontploffen, exploderen, barsten, breken, openbarsten, uitbarsten, splijten, uit elkaar spatten, knappen
barsten (ww) :
scheuren, splijten, knappen, inkerven, uiteenspringen, krakken, bersten
verdelen (ww) :
verscheuren, versnipperen, splijten, uiteenrukken, uiteendrijven
scheuren (ww) :
barsten, breken, kloven, splijten, inscheuren, bersten
barsten (ww) :
ontploffen, scheuren, splijten, knappen
doorklieven (ww) :
kloven, splijten, klieven, spouwen

woordverbanden van ‘splijten’ grafisch weergegeven

in Charivarius' Een Ander Woord (1945):

in het Handwoordenboek van Nederlandsche Synoniemen (1908):

klieven, kloven, splijten

Met kracht vaneenscheiden. Klooven mag alleen dan gebruikt worden, wanneer er eene kloof of scheiding achterblijft. Bij klooven (doen splijten) let men bij voorkeur op het voorwerp, waarvan de samenhang verbroken wordt door eene scherpe snede, terwijl bij klieven meer gelet wordt op datgene, wat met kracht en snelheid door eene andere zelfstandigheid heendringt. Hout wordt gekloofd. De vogel doorklieft de lucht. Het schip doorklieft de baren. Splijten is den samenhang verbreken door het voorwerp te laten barsten of scheuren.

woorden met een verwante vorm:

zelfstandig naamwoord

bij andere sites:

synoniemen-sites:
algemene woordenboeken:
oorsprong:
zinsverband en voorbeeldzinnen:
vertalen:
naar het
overige:

debug info: 0.0146 nc