verblijf

als trefwoord met bijbehorende synoniemen: niet gevonden.

als synoniem van een ander trefwoord:

woning (zn) :
verblijf, woonplaats, thuis, woon, verblijfplaats, woonhuis, onderdak, flat, tehuis, huis, honk, appartement, behuizing, domicilie, woonruimte, woongelegenheid, woonst
woonplaats (zn) :
verblijf, thuis, woon, verblijfplaats, zetel, woning, woonst
huisvesting (zn) :
verblijf, onderdak, onderkomen, behuizing, inwoning
oponthoud (zn) :
verblijf, séjour

woordverbanden van ‘verblijf’ grafisch weergegeven

in Charivarius' Een Ander Woord (1945):

in het Handwoordenboek van Nederlandsche Synoniemen (1908):

oponthoud, verblijf

Verblijf beteekent zoowel de daad van verblijven, als de plaats van verblijf (zie Woning.) Gedurende mijn verblijf ten uwent. Dat is een onaangenaam verblijf. Oponthoud wordt gezegd van een kortstondig vertoeven op eene plaats, waar men niet woont, of waar men zijns ondanks blijven moet. Tijdens ons oponthoud te Parijs. Het hooge water veroorzaakte mij daar een lang oponthoud.

woning, huis, verblijf

Verblijf is elke plaats, waar men zich korteren of langeren tijd ophoudt. Terwijl verblijf eigenlijk eene plaats van vertoef aanduidt, wordt het dikwijls in denzelfden zin als woning genomen. Aan woning verbindt zich het denkbeeld, dat de plaats door den bewoner is ingericht voor een verblijf van eenigen duur. Een huis veronderstelt een houten of steenen gebouw met muren, en door een dak gedekt dat tot menschelijke woning is ingericht. Een hol, een gat in den grond kan tot verblijf strekken ook voor dieren; dient het ook voor menschen dan kan men ook van woning spreken. Zoowel een huis, als eene hut of stulp kan den mensch tot woning strekken.

in Woordenboek der Nederduitsche synonimen (1821), band 3, blz. 224:

woorden met een verwante vorm:

zelfstandig naamwoord / werkwoord

zie ook:

bij andere sites:

synoniemen-sites:
algemene woordenboeken:
oorsprong:
zinsverband en voorbeeldzinnen:
vertalen:
naar het
overige:

debug info: 0.0034 c