kwetsen

als woordenboektrefwoord:

kwetsen:
(gekwetst), wonden; kneuzen ; beledigen.

als trefwoord met bijbehorende synoniemen:

kwetsen (ww) :
kneuzen, beschadigen, pijn doen, verdriet doen, beledigen, ergeren, schenden, krenken, grieven, voor het hoofd stoten, affronteren
kwetsen (ww) :
verwonden, wonden, blesseren, bezeren

als synoniem van een ander trefwoord:

beledigen (ww) :
kwetsen, uitschelden, raken, schenden, krenken, toucheren, schofferen, grieven, beschimpen, honen, smaden, met voeten treden, affronteren
krenken (ww) :
kwetsen, vernederen, beschadigen, beledigen, grieven, pikeren, verontwaardigen, verdrieten, mortificeren, froisseren
krenken (ww) :
kwetsen, verwonden, beschadigen, verstoren, schaden, schenden, hinderen, benadelen, blesseren
schokken (ww) :
kwetsen, aanstoot geven, ontroeren, verpletteren, in de war brengen
schenden (ww) :
vernielen, kwetsen, beschadigen, aantasten, toetakelen
grieven (ww) :
kwetsen, verdriet doen, beledigen, krenken
kneuzen (ww) :
kwetsen, benadelen, krenken
schofferen (ww) :
kwetsen, beledigen, grieven

woordverbanden van ‘kwetsen’ grafisch weergegeven

in Charivarius' Een Ander Woord (1945):

in het Handwoordenboek van Nederlandsche Synoniemen (1908):

Iemand iets aandoen in woord of daad, waarbij hij leed gevoelt en in zijn gevoel van eigenwaarde of eer wordt aangetast. Beleedigen zegt dit in het algemeen, terwijl de andere woorden de wijze, waarop de beleediging plaats grijpt, nader omschrijven. Bij beschimpen en bespotten staat het denkbeeld van spot, bij hoonen dat van vernedering en schande, bij smaden dat van verachting op den voorgrond, en deze verschillende denkbeelden zijn in verguizen, dat verreweg het sterkst is, vereenigd. Krenken, eigenlijk iets krank maken, duidt behalve de daad van benadeelen, ook de aantasting der eer aan, die het gevolg der krenking is. Kwetsen ziet meer op de beleodiging van het gevoel. Smalen kan men zoowel op een voorwerp als op oen persoon. Het beteekent, uit nijd iemand of iets als gering of nietswaardig voorstellen.

Een lichaamsdeel beschadigen. Bezeeren is de zwakste uitdrukking; het geeft veelal niets anders te kennen dan het veroorzaken van pijn. Kwetsen en wonden onderstellen noodzakelijk eene beschadiging. Bij bezeeren en kwetsen denkt men aan eene beschadiging, die het leven niet in gevaar brengt; wonden kan eene levensgevaarlijke kwetsuur aanduiden, het veronderstelt eene beschadiging, waarbij een gedeelte van het vleesch bloot komt. Kneuzen is eene kwetsuur toebrengen, waarbij de spieren of het vleesch door stooten of slaan beschadigd zijn, zonder dat er eene opene wonde ontstaan is.

in Keur van Nederlandsche Synoniemen (1922):

Iemand op grievende wijze behandelen.

Beleedigen zegt dit in het algemeen, zonder dus nader aan te duiden, waarin de beleediging bestaat. De gezant werd op straat beleedigd.

Bespotten wijst aan, dat de beleediging met spottende woorden of gebaren geschiedt; men bespot dus iemand (of iets) door hem belachelijk te maken. Gij moogt nooit de godsdienstige gebruiken van andersdenkenden bespotten. Bij hoonen wordt de beleediging door vernedering en schande aangedaan. Met hoonend gelach werd de spreker, die in zijn rede bleef steken, begroet.

Bij smaden denkt men meer aan verachting. Uit de smadelijke uitroepen van liet volk kon de minister duidelijk merken, dat hij zijn aanzien verloren had.

Verguizen is de hoogste trap van smaden of hoonen. Geen rechtgeaard, vaderlander laat zijn geboortegrond, verguizen.

Krenken duidt aan, dat men iemand grieft, door hem in zijn eer of rechten aan te tasten, terwijl kwetsen meer ziet op het beleedigen van het gevoel. Dat hij achteruitgezet werd, krenkte hem zóó, dat hij ontslag aanvroeg. Deze plaat kwetst den goeden smaak.

Smalen beteekent: zich minachtend en geringschattend over iemand (of iets) uitlaten, door diens verdiensten of deugden met opzet te verkleinen; soms heeft het de bijgedachte, dat de werking uit nijd of afgunst geschiedt. Hoezeer sommigen ook smaalden op het langzame voortrukken van ons leger, de uitkomst bewees, dat de aanvoerder daarmee goed had. gedaan.

in Woordenboek der Nederduitsche synonimen (1821), band 1, blz. 357:

woorden met een verwante vorm:

bijvoeglijk naamwoord
zelfstandig naamwoord

bij andere sites:

synoniemen-sites:
algemene woordenboeken:
oorsprong:
woordcombinaties:
zinsverband en voorbeeldzinnen:
vertalen:
naar het
overige:

debug info: 0.0025 c