oud

als woordenboektrefwoord:

oud:
bn. (-er, -st), bejaard; versleten ; voormalig; de oude lui, de ouders.

als trefwoord met bijbehorende synoniemen:

oud (bn) :
bejaard, klassiek, versleten, van vroeger, op leeftijd, antiek, grijs, afgezaagd, degelijk, ouderwets, belegen, gammel, oudbakken, afgeleefd, archaïsch, bedaagd
oud (bn) :
voorbij, voormalig, vroeger, vervlogen

als synoniem van een ander trefwoord:

ouderwets (bn) :
verouderd, van vroeger, oud, antiek, conventioneel, conservatief, gedateerd, belegen, achterhaald, nostalgisch, oubollig, archaïsch, uit de tijd, uit de mode, ingeworteld, square, oudmodisch, pruikerig
versleten (bn) :
verbruikt, kaal, oud, op, afgetrapt, zwak, kapot, afgedragen, vodderig, uitgediend, schabberig, kramakkel, afgesleten, sleets
afgezaagd (bn) :
versleten, verouderd, oud, gewoon, melig, flauw, alledaags, passé, oudbakken, clichématig, zouteloos
seniel (bn) :
oud, afgeleefd, uitgeleefd, afgetakeld
grijs (bn) :
bejaard, oud
klassiek (bn) :
oud, antiek
belegen (bn) :
oud, rijp
antiek (bn) :
oud

woordverbanden van ‘oud’ grafisch weergegeven

in Charivarius' Een Ander Woord (1945):

in het Handwoordenboek van Nederlandsche Synoniemen (1908):

Bejaard, en minder sterk bedaagd, drukken uit, dat men niet jong meer is; oud staat tegenover jong, en is dus betrekkelijk, doch veronderstelt meestal, dat men een hoogen, stokoud dat men een zeer hoogen leeftijd bereikt heeft. Afgeleefd ziet minder op den duur van het leven, dat men achter zich heeft, dan wel op de uitputting van het lichaam, die er het gevolg van is. Men kan nog betrekkelijk jong en ten gevolge van afmattende studie, uitspattingen enz., reeds afgeleefd zijn.

in Keur van Nederlandsche Synoniemen (1922):

Reeds lang bestaan hebbende.

Bejaard en bedaagd worden alleen van menschen gezegd; oud en afgeleefd ook van dieren, en oud óók van dingen. Oud drukt dan ook het genoemde begrip het algemeenst uit; bejaard is niet zoo sterk als bedaagd, terwijl afgeleefd meer doet denken aan groote uitputting (niet altijd echter door ouderdom). —

in Woordenboek der Nederduitsche synonimen (1821), band 1, blz. 101:

in de lijst met antoniemen (woorden met een tegengestelde betekenis):

oud
fris, jong, neo, nieuw, recent, vers

woorden met een verwante vorm:

bijvoeglijk naamwoord
zelfstandig naamwoord

zie ook:

bij andere sites:

synoniemen-sites:
algemene woordenboeken:
oorsprong:
zinsverband en voorbeeldzinnen:
vertalen:
naar het
overige:

debug info: 0.0059 c