pluim

als woordenboektrefwoord:

pluim:
v. (-en), veder; vederbos; iem. een pluimpje geven, hem prijzen.

als trefwoord met bijbehorende synoniemen:

pluim (zn) :
kwast, kam, kuif, kwastje, vederbos, pompon
pluim (zn) :
compliment, pluimpje, loftuiting
pluim (zn) :
staart, pluimstaart
pluim (zn) :
veer, slagpen
pluim (zn) :
rietpluim

als synoniem van een ander trefwoord:

veer (zn) :
pluim, slagpen, veder, vogelpluim, donsveer, dekveer
compliment (zn) :
pluim, gelukwens, loftuiting
staart (zn) :
pluim, haarvlecht, queue
kuif (zn) :
pluim, vederbos
kam (zn) :
pluim, kuif
kwast (zn) :
pluim
lof (zn) :
pluim

woordverbanden van ‘pluim’ grafisch weergegeven

in het Handwoordenboek van Nederlandsche Synoniemen (1908):

pluim, veer, dons

Het huidbekleedsel der vogels duidt men in het algemeen aan onder den naam van veeren of vederen. Soms heeft pluim geheel dezelfde beteekenis, z. a. in pluimgedierte, enz. doch meest verstaat men hier onder eene langere sierlijke veder, die vooral aan den top sterk ontwikkeld en buigzaam is. De fijnste vederen aan borst en hals der vogels, die buitengemeen zacht zijn, worden dons genoemd.

in Woordenboek der Nederduitsche synonimen (1821), band 3, blz. 108:

pluim, veder, schacht, pen

in de lijst met antoniemen (woorden met een tegengestelde betekenis):

pluim
standje

woorden met een verwante vorm:

zelfstandig naamwoord
werkwoord

bij andere sites:

synoniemen-sites:
algemene woordenboeken:
oorsprong:
zinsverband en voorbeeldzinnen:
vertalen:
naar het
overige:

debug info: 0.0163 nc