streng

als woordenboektrefwoord:

streng:
v. (-en), gevlochten koord; riem ; bundel garen enz. strengetje, o. (-s).
streng:
bn. bw. (-er, -st), hard, gestreng ; hevig.

als trefwoord met bijbehorende synoniemen:

streng (bn) :
stipt, strak, straf, scherp, strikt, overtuigd, traditioneel, kras, stellig, consequent, rigide, rigoureus, gestreng, strengelijk
streng (bn) :
hard, bar, gevoelloos, wreed, meedogenloos, autoritair, onverbiddelijk, hardvochtig, bars, draconisch
streng (bn) :
hard, koud
streng (zn) :
snoer, band, reep, touwtje, vlecht, draad, veter, pees, klit, koord, bindgaren, bindtouw, paktouw

als synoniem van een ander trefwoord:

wreed (bn) :
hard, beestachtig, gemeen, ongevoelig, woest, gruwelijk, streng, onmenselijk, barbaars, bloeddorstig, pijnlijk, misdadig, meedogenloos, fel, sadistisch, onbarmhartig, moorddadig, hardvochtig, inhumaan, vinnig, tiranniek, smartelijk, wreedaardig, wredelijk
meedogenloos (bn) :
hard, ongevoelig, onbewogen, streng, genadeloos, keihard, koud, vastberaden, barbaars, harteloos, wreed, gewetenloos, onbarmhartig, onverbiddelijk, ongenadig, hardvochtig, onvermurwbaar, spijkerhard, niets ontziend, onmeedogend
onbuigzaam (bn) :
koppig, ongevoelig, streng, strak, hardnekkig, niet flexibel, stijf, onhandelbaar, onverzettelijk, stug, steil, hardvochtig, star, onvermurwbaar, spijkerhard, inflexibel, onbuigbaar, ontoegevend, compromisloos
onverbiddelijk (bn) :
hard, bar, streng, genadeloos, beslist, vastberaden, harteloos, meedogenloos, vastbesloten, onbarmhartig, ongenadig, hardvochtig, rigide, onvermurwbaar, onverzoenlijk, ontoegeeflijk, onbuigbaar, onmeedogend
hardvochtig (bn) :
hard, gevoelloos, ongevoelig, streng, genadeloos, barbaars, harteloos, wreed, liefdeloos, meedogenloos, onbarmhartig, onverbiddelijk, onbuigzaam, ongenadig, onvermurwbaar, ontoegeeflijk, onmeedogend
strikt (bn) :
precies, nauwkeurig, koppig, standvastig, streng, nauwgezet, scherp, onverbiddelijk, onbuigzaam, onverzettelijk, onkreukbaar, consequent, consistent, star, rigide, rigoureus, stringent
stellig (bn) :
gegarandeerd, streng, bepaald, duidelijk, beslist, vast, zeker, positief, onmiskenbaar, volstrekt, uitdrukkelijk, categorisch, secuur, afdoend, bepaaldelijk, apodictisch
nors (bn) :
knorrig, streng, boos, zuur, onvriendelijk, kortaf, ruw, stug, bits, stuurs, bokkig, chagrijnig, wrevelig, bruusk, korzelig, bars, snibbig, misnoegd, gemelijk
star (bn) :
streng, strak, vast, bekrompen, stijf, conservatief, onbuigzaam, onbeweeglijk, intolerant, steil, rigide, verstard, cataleptisch
autoritair (bn) :
streng, bazig, dictatoriaal, heerszuchtig, tiranniek, eigenmachtig, despotisch, ondemocratisch, niet-democratisch
hard (bn) :
ongevoelig, onbewogen, streng, koud, wreed, meedogenloos, ruw, spartaans, onverbiddelijk, hardvochtig, smartelijk
gevoelloos (bn) :
hard, ongevoelig, streng, genadeloos, harteloos, meedogenloos, hardvochtig, onaandoenlijk
bars (bn) :
grimmig, streng, onvriendelijk, ruw, nors, stuurs, onguur, bruusk, iezegrimmig
vinnig (bn) :
hard, gemeen, hevig, streng, intens, scherp, bitter, fel, snijdend, geducht
consequent (bn) :
voortdurend, streng, stelselmatig, strikt, systematisch, consistent
strak (bn) :
recht, doordringend, streng, straf, stroef, stijf, stug, star, rigide
precies (bn) :
stipt, nauwkeurig, streng, nauwgezet, accuraat, pront
veeleisend (bn) :
lastig, streng, kieskeurig, kritisch, moeilijk
stringent (bn) :
dwingend, streng, bindend, afdoend, sluitend
rigide (bn) :
hard, streng, strikt, onverbiddelijk, star
rigoureus (bn) :
grondig, streng, strikt, onverbiddelijk
strak (bn) :
afgemeten, streng, strikt, terughoudend
keihard (bn) :
streng, onvermurwbaar, compromisloos
orthodox (bn) :
streng, rechtzinnig, strenggelovig
kras (bn) :
flink, bar, streng, straf, krachtig
dogmatisch (bn) :
streng, rechtlijnig, doctrinair
consistent (bn) :
streng, stelselmatig, strikt
scherp (bn) :
nauwkeurig, streng, strikt
zwart (bn) :
grimmig, streng, dreigend
straf (bn) :
streng, hardhandig, nors
bar (bn) :
hard, streng, koud, guur
nauw (bw) :
precies, streng, bekrompen
draad (zn) :
snoer, touw, streng, snaar, kabel, lijn, koord, fil
koord (zn) :
snoer, band, touw, streng, draad, kabel, lijn
pees (zn) :
snoer, streng, vezel, draad, zeen
draad (zn) :
streng, garen, rijgdraad
kabel (zn) :
touw, streng, tros

woordverbanden van ‘streng’ grafisch weergegeven

in Charivarius' Een Ander Woord (1945):

in Nederduitsche synonymen (1836), band 1, blz. 171:

in Woordenboek der Nederduitsche synonimen (1821), band 2, blz. 234:

hard, gestreng, streng

in Nederduitsche synonymen (1836), band 1, blz. 96:

in de lijst met antoniemen (woorden met een tegengestelde betekenis):

streng
coulant, mild, soepel, toegeeflijk

woorden met een verwante vorm:

bijvoeglijk naamwoord
zelfstandig naamwoord

bij andere sites:

synoniemen-sites:
algemene woordenboeken:
oorsprong:
zinsverband en voorbeeldzinnen:
vertalen:
naar het
overige:

debug info: 0.0034 c