willen

als woordenboektrefwoord:

willen:
(gewild), verlangen, wensen ; beweren en staande houden.

als trefwoord met bijbehorende synoniemen:

willen (ww) :
verwachten, van plan zijn, wensen, verlangen, moeten, begeren, motten, beogen, believen, blieven
willen (ww) :
lukken, kunnen, gaan
willen (ww) :
beweren, bedoelen

als synoniem van een ander trefwoord:

beogen (ww) :
willen, nastreven, bedoelen, streven naar, voornemens zijn, betrachten, voor ogen hebben, tot doel hebben, doelen op, voorhebben, zich voornemen, op het oog hebben, intenderen, viseren
verlangen (ww) :
zuchten, haken, willen, wensen, hunkeren, smachten, begeren, snakken, hongeren, reikhalzen, blieven
bedoelen (ww) :
willen, menen, beogen, voorhebben, op het oog hebben, intenderen, in de zin hebben
hopen (ww) :
verwachten, willen, vertrouwen, wensen, rekenen op, uitzien, verhopen
gaan (ww) :
passen, willen, lukken, kunnen, mogelijk zijn, geraken, gelukken
lukken (ww) :
treffen, willen, goed uitvallen, gaan, welslagen, gelukken
wensen (ww) :
willen, verlangen, begeren, blieven, verhopen
verwachten (ww) :
willen, wensen, verlangen, vragen, vergen
moeten (ww) :
willen, verlangen
believen (zn) :
wens, willen, behoefte, welbehagen, goedvinden, gelieven, goeddunken, blieven

woordverbanden van ‘willen’ grafisch weergegeven

in Nederduitsche synonymen (1836), band 1, blz. 109:

woorden met een verwante vorm:

zelfstandig naamwoord

zie ook:

bij andere sites:

in het Verwarwoordenboek van Jan Renkema:
synoniemen-sites:
algemene woordenboeken:
oorsprong:
zinsverband en voorbeeldzinnen:
vertalen:
naar het
overige:

debug info: 0.0025 c