appel

als woordenboektrefwoord:

appel:
m. (-en, -s), boomvrucht; voor een appel en een ei, voor een kleinigheid.
appel, appèl:
o. (-s), beroep op een hogere rechter; sein tot verzameling der troepen.

als trefwoord met bijbehorende synoniemen:

appel (zn) :
beroep, hoger beroep, smeekbede
appel (zn) :
appelboom, appelaar

als synoniem van een ander trefwoord:

beroep (zn) :
verzoek, appel, oproep, smeekbede

woordverbanden van ‘appel’ grafisch weergegeven

in het Handwoordenboek van Nederlandsche Synoniemen (1908):

De in eersten aanleg veroordeelde kan in hooger beroep (appel) komen bij den onmiddellijk hongeren rechter, die de zaak nog eens geheel op nieuw moet onderzoeken. Cassatie komt steeds bij den Hoogen Raad, die de zaak niet op nieuw onderzoekt, maar enkel nagaat of de wet op 't onderhavige geval wel goed is toegepast, of de vormen, voorgeschreven op straffe van nietigheid, wel zijn in acht genomen en of de lagere rechter zijne rechtsmacht niet overschreden heeft. Appel aanteekenen wordt zoowel gezegd voor in hooger beroep komen als voor zich voorzien in cassatie.

bij andere sites:

synoniemen-sites:
algemene woordenboeken:
oorsprong:
woordcombinaties:
zinsverband en voorbeeldzinnen:
vertalen:
naar het
overige:

debug info: 0.0025 c