betalen

als woordenboektrefwoord:

betalen:
(betaald), in geld voldoen; zich wreken over.

als trefwoord met bijbehorende synoniemen:

betalen (ww) :
bekostigen, uitbetalen, afrekenen, bestrijden, voldoen, belonen, uitkeren, afdragen, afrekenen met, afschuiven, dokken, financieren, vereffenen, honoreren, neertellen, salariëren, bezoldigen, contenteren, salderen, opdokken
betalen (ww) :
opleveren, verdienen
betalen (ww) :
boeten, bekopen

als synoniem van een ander trefwoord:

vereffenen (ww) :
aflossen, verrekenen, voldoen, betalen, afhandelen, regelen, afsluiten, afdoen, liquideren, solveren, justeren, delgen
voldoen (ww) :
afrekenen, aflossen, afbetalen, betalen, dokken, terugbetalen, vereffenen, kwijten, delgen, kwiteren
uitgeven (ww) :
verbruiken, betalen, besteden, kwijtraken, verteren, spenderen, erdoor jagen
honoreren (ww) :
vergoeden, voldoen, belonen, betalen, salariëren, bezoldigen
belonen (ww) :
vergoeden, betalen, vergelden, honoreren, bezoldigen
afrekenen (ww) :
voldoen, betalen, straffen, afdoen, vereffenen
dokken (ww) :
schuiven, schokken, betalen, afschuiven
afdoen (ww) :
voldoen, betalen, vereffenen, solveren
financieren (ww) :
bekostigen, betalen, rond krijgen
neerleggen (ww) :
betalen, dokken, neertellen
storten (ww) :
overmaken, betalen, gireren
afschuiven (ww) :
betalen, dokken, opdokken
schokken (ww) :
betalen, dokken, opdokken
opdraaien (ww) :
boeten, betalen, dokken
bekopen (ww) :
boeten, betalen
schuiven (ww) :
betalen, dokken
bestrijden (ww) :
betalen
contenteren (ww) :
betalen
opbrengen (ww) :
betalen

woordverbanden van ‘betalen’ grafisch weergegeven

in Charivarius' Een Ander Woord (1945):

in het Handwoordenboek van Nederlandsche Synoniemen (1908):

aflossen, betalen

Eene schuld voldoen. Betalen ziet op de schuld zelve, die vernietigd wordt; aflossen op het onderpand, dat men daarvoor gegeven heeft, en waarover men de vrije beschikking herkrijgt. Eene schuld aflossen is dus eene overdrachtelijke uitdrukking.

De onaangename gevolgen van iets strafbaars of iets verkeerds ondergaan. Boeten onderstelt eene overtreding, en beschouwt hetgeen zij na zich sleept, als een passende vergoeding. Aan bekoopen is het denkbeeld verbonden, dat wie iets bekoopt, vooraf eenigszins wist, dat het hem op dien prijs zou kunnen te staan komen, terwijl bij betalen de onaangename gevolgen meer toevallig voorgesteld worden. Bezuren is de onaangename gevolgen ondervinden van iets, dat toen het gedaan werd, genot opleverde. Een misdrijf boeten. Eene roekeloosheid met zijn leven betalen. Een genot met den dood bekoopen. Ik vrees dat gij met uwe zwakke gezondheid deze buitensporigheden geducht zult moeten bezuren.

Iemand iets geven of iets voor hem doen, omdat hij ons iets gegeven of iets voor ons gedaan heeft. Betalen, loonen (met loon betalen) onderstellen eene verplichte, beloonen, vergelden eene vrijwillige vergoeding. Betalen is aan iemand, wan wien men iets ontvangen heeft, de waarde der zaak in geld teruggeven. Men betaalt den arbeid, niet den arbeider; deze krijgt zijn loon. In het dagelijksch leven wordt het echter veel in de laatste beteekenis gebruikt: den slager betalen; Zaterdagsavonds worden de werklieden betaald. Loonen is het geven eener geldelijke vergoeding voor den arbeid gedurende eene bepaalde tijdruimte, of voor een zekere hoeveelheid werk verricht; vandaar dat men ook spreekt van dagloon, weekloon, stukloon. Loonen, beloonen hebben betrekking op den persoon, betalen, vergelden op het werk of de daad. Beloonen is iets geven als goedkeuring van hetgeen gedaan is; vergelden duidt meer aan, dat de vergoeding volkomen opweegt tegen den bewezen dienst. Men beloont een mindere (de onderwijzer den leerling, de vader het kind), men vergeldt ook zijns gelijke of zijn meerdere iets (het kind den ouders). Al deze woorden worden ook gebezigd in een figuurlijken zin, soms ook met ongunstige bijbeteekenis; dit is meer bepaald het geval met betaald zetten, iemand kwaad met kwaad vergelden. Het gelag betalen (ergens voor boeten). Het kwaad loont zijn meester.

betalen, voldoen

Een schuld vereffenen. Voldoen ziet op het te niet doen gaan eener vordering, welker voldoening geëischt wordt. Betalen is het voldoen aan zijne verplichting door zijne geldschuld te voldoen. Vroeger beteekende betalen ook het voldoen aan eene verplichting, onverschillig, waarin die bestond; vandaar, dat het ook nog in enkele oudere uitdrukkingen in gebruik is met andere woorden, die geene geldschuld aanduiden, z. a. 'k Wil U, o God, mijn dank betalen. Zie: beloonen. Men betaalt in een winkel, wat men er koopt. Men voldoet, eene rekening door de som te betalen, die men schuldig is; de rekening wordt ten bewijze daarvan voor voldaan geteekend. Men betaalt den winkelier. Men betaalt een voorwerp en ook eene rekening.

in Woordenboek der Nederduitsche synonimen (1821), band 1, blz. 267:

bekopen, betalen, boeten

in Woordenboek der Nederduitsche synonimen (1821), band 1, blz. 325:

betalen, voldoen

woorden met een verwante vorm:

bijvoeglijk naamwoord
zelfstandig naamwoord

zie ook:

bij andere sites:

synoniemen-sites:
algemene woordenboeken:
oorsprong:
woordcombinaties:
zinsverband en voorbeeldzinnen:
vertalen:
naar het
overige:

debug info: 0.002 c