hebben

als woordenboektrefwoord:

hebben:
(had, gehad), bezitten.

als trefwoord met bijbehorende synoniemen:

hebben (ww) :
houden, genieten, bezitten, beschikken over, in eigendom hebben, in bezit hebben, in het bezit zijn van, de beschikking hebben over
hebben (ww) :
verdragen, doorstaan, lijden, dulden, verkroppen, harden
hebben (ww) :
weten, vernemen, gehoord hebben
hebben (ww) :
pakken, vasthouden
hebben (ww) :
bevatten, inhouden

als synoniem van een ander trefwoord:

bezitten (ww) :
genieten, tellen, in bezit houden, beschikken over, in eigendom hebben, in bezit hebben, hebben, in het bezit zijn van, disponeren over, de beschikking hebben over
vertonen (ww) :
laten zien, tentoonstellen, tonen, getuigen van, hebben, uitstallen, etaleren, betonen, tentoonspreiden, aan de dag leggen
bevatten (ww) :
bedragen, inhouden, insluiten, tellen, herbergen, omvatten, hebben, als inhoud hebben, omsluiten, vatten in, behelzen
beschikken over (ww) :
beheren, genieten, tellen, bezitten, in bezit houden, in eigendom hebben, in bezit hebben, hebben, disponeren over
lijden (ww) :
ervaren, beleven, ontmoeten, meemaken, krijgen, hebben, doorleven, gewaarworden, gevoelen
genieten (ww) :
ontvangen, bezitten, beschikken over, smaken, hebben, ten deel vallen
voeren (ww) :
houden, bekleden, hebben, uitoefenen
houden (ww) :
bewaren, hoeden, behouden, hebben
zullen (ww) :
mogen, moeten, dienen, hebben
tellen (ww) :
bedragen, bevatten, hebben

woordverbanden van ‘hebben’ grafisch weergegeven

in het Handwoordenboek van Nederlandsche Synoniemen (1908):

bezitten, hebben

Bezitten sluit altijd den eigenaarswil in, hebben niet noodwendig. Hij bezit huizen en landerijen; de mensch heeft eene ziel en een lichaam. Men kan een huis, een boek hebben zonder het te bezitten b.v. in huur, of ter leen. Omgekeerd kan men iets in eigendom bezitten zonder het te hebben, b.v. effecten, die men aan een ander ter bewaring heeft gegeven. Figuurlijk beteekent bezitten: toegerust zijn met. Men bezit: moed, kennis, schoonheid, gezond verstand; men heeft: de koorts, zorg, honger, dorst, een plan, een voornemen.

in Keur van Nederlandsche Synoniemen (1922):

bezitten, hebben

Beide woorden beteekenen, iets in eigendom hebben.

Hebben zegt dit in 't algemeen, zonder meer, terwijl bezitten gezegd wordt van redelijke wezens, om te kennen te geven, dat zij over hun bezitting vrijelijk kunnen beschikken en anderen daarvan uitsluiten. Een boom heeft bladeren. Deze dame bezit huizen.

in de lijst met antoniemen (woorden met een tegengestelde betekenis):

hebben
derven, missen

woorden met een verwante vorm:

werkwoord
bijvoeglijk naamwoord

zie ook:

bij andere sites:

in het Verwarwoordenboek van Jan Renkema:
synoniemen-sites:
algemene woordenboeken:
oorsprong:
zinsverband en voorbeeldzinnen:
vertalen:
naar het
overige:

debug info: 0.0025 c

[foutje]