openen

als woordenboektrefwoord:

openen:
(geopend), opendoen ; de vergadering openen, beginnen.

als trefwoord met bijbehorende synoniemen:

openen (ww) :
aftrekken, uitpakken, ontkurken, opentrekken, ontsluiten, opendraaien, openmaken, openzetten, loshaken, opendoen, openvouwen, ontzegelen
openen (ww) :
beginnen, openstellen, opzetten, oprichten, ontsluiten
openen (ww) :
uitschrijven, aanleggen, instellen
openen (ww) :
opensnijden, openscheuren
openen (ww) :
opengaan

als synoniem van een ander trefwoord:

oprichten (ww) :
opbouwen, vestigen, organiseren, bouwen, opzetten, openen, vormen, instellen, construeren, stichten, institueren, grondvesten
beginnen (ww) :
opzetten, openen, starten, aanpakken, ondernemen, aanhangig maken, aan de slag gaan, aan de gang gaan
inzetten (ww) :
beginnen, openen, starten, ontplooien, opstarten, ondernemen, aanvangen, aanheffen
ontsluiten (ww) :
ontgrendelen, openstellen, openen, openmaken, openzetten
inwijden (ww) :
openen, inzegenen, wijden, inaugureren
starten (ww) :
beginnen, openen, aangaan, aanvangen
instellen (ww) :
inspannen, betekenen, openen
opzetten (ww) :
openen, openzetten

woordverbanden van ‘openen’ grafisch weergegeven

in Charivarius' Een Ander Woord (1945):

in het Handwoordenboek van Nederlandsche Synoniemen (1908):

Waar de opening reeds aanwezig is, en zij slechts tijdelijk weer door eene deur, een hek, enz. gesloten wordt, gebruikt men bij voorkeur open doen. Doe de deur open (om iemand binnen of uit te laten). Een brief, een pakket openen, maar ook open doen. Een koffer open doen of openen. Gebruikt men ontsluiten dan wil men uitdrukken dat het slot geopend wordt, ten einde den koffer te kunnen open doen. Open doen wordt het meest in de gewone spreektaal gebezigd. Ontsluiten behoort uitsluitend tot den verheven stijl. Openen wordt zoowel in de spreek- als in de schrijftaal gebezigd. Figuurlijk komt open doen niet voor, wel openen en ontsluiten: een handelsweg openen; eene vergadering openen; het vooruitzicht openen. Nieuwe wegen voor den handel ontsluiten.

in Woordenboek der Nederduitsche synonimen (1821), band 1, blz. 98:

in Woordenboek der Nederduitsche synonimen (1821), band 3, blz. 60:

in de lijst met antoniemen (woorden met een tegengestelde betekenis):

openen
aflopen, afnokken, eindigen, ophouden, sluiten, staken, stoppen, uitscheiden, verstrijken

woorden met een verwante vorm:

bijvoeglijk naamwoord
zelfstandig naamwoord
bijwoord

bij andere sites:

synoniemen-sites:
algemene woordenboeken:
oorsprong:
woordcombinaties:
zinsverband en voorbeeldzinnen:
vertalen:
naar het
overige:

debug info: 0.002 c