eega

als woordenboektrefwoord:

eega, eegade, ega:
m. en v. (eega's, eegaden), echtgenoot, echtgenote.

als trefwoord met bijbehorende synoniemen:

eega (zn) :
levenspartner, echtgenote, vrouw, man, echtgenoot, wederhelft, gemaal, levensgezel, gade, gemalin, levensgezellin

als synoniem van een ander trefwoord:

echtgenote (zn) :
levenspartner, vrouw, wederhelft, gade, eega, gemalin, levensgezellin
wederhelft (zn) :
echtgenote, partner, echtgenoot, gemaal, gade, eega, gemalin
echtgenoot (zn) :
levenspartner, man, gemaal, levensgezel, gade, eega
wijf (zn) :
echtgenote, vrouw, gade, eega, gemalin
gemaal (zn) :
man, echtgenoot, gade, eega
vrouw (zn) :
echtgenote, eega, gemalin

woordverbanden van ‘eega’ grafisch weergegeven

in het Handwoordenboek van Nederlandsche Synoniemen (1908):

Gehuwde man of vrouw. Echtgenoot is de gewone benaming. Gade, eega, eigenlijk gelijke, is dichterlijk; gemaal en gemalin gebruikt men alleen van personen van hoogen rang. Wederhelft beschouwt den man of de vrouw als de helft, die bij de andere behoort om samen een geheel, een paar uit te maken.

in Woordenboek der Nederduitsche synonimen (1821), band 2, blz. 136:

bij andere sites:

synoniemen-sites:
algemene woordenboeken:
oorsprong:
zinsverband en voorbeeldzinnen:
vertalen:
naar het
overige:

debug info: 0.0022 c