knauwen

als woordenboektrefwoord:

knauwen:
(geknauwd), kauwen; bederven, vernielen ; toetakelen.

als trefwoord met bijbehorende synoniemen:

knauwen (ww) :
verzwakken
knauwen (ww) :
kauwen

als synoniem van een ander trefwoord:

kauwen (ww) :
knabbelen, bijten, knagen, knauwen

woordverbanden van ‘knauwen’ grafisch weergegeven

in Charivarius' Een Ander Woord (1945):

in het Handwoordenboek van Nederlandsche Synoniemen (1908):

Met kleine beten op iets bijten. Knabbelen aan iets is met de voortanden voortdurend kleine stukjes van iets hards afbijten; knabbelen op iets, de tanden herhaaldelijk in iets hards zetten, zonder er telkens zichtbaar iets af te bijten. De konijnen knabbelen aan de boomen. Een kind knabbelt op eene korst brood. In het laatste geval kan men ook zeggen knauwen; dit wordt echter meer voor bijten op iets taais met tanden en kiezen gebruikt. Knagen is met de tanden voortdurend langs of aan iets hards schaven, zeer langzaam en onmerkbaar knabbelen. Nibbelen is kleine stukjes met de tanden afbijten en fijn malen tusschen de tanden; kluiven aan iets is met kracht van een bot of hard voorwerp het weeke aftrekken; kluiven op iets met lippen en tanden trekken aan iets, kluiven aan en kluiven op een been.

in Woordenboek der Nederduitsche synonimen (1821), band 2, blz. 316:

knauwen, kauwen, bijten

in Woordenboek der Nederduitsche synonimen (1821), band 2, blz. 317:

woorden met een verwante vorm:

zelfstandig naamwoord

bij andere sites:

synoniemen-sites:
algemene woordenboeken:
oorsprong:
zinsverband en voorbeeldzinnen:
vertalen:
naar het
overige:

debug info: 0.0018 c